Historicus Martin Hillenga schreef het boek 'Menkemaborg' dat nu in de winkel ligt. Foto: Anjo de Haan
Historicus Martin Hillenga bewijst met zijn boek ‘Menkemaborg’ dat nog lang niet alles over de beroemde borg in Uithuizen is verteld. „Je moet tegels lichten.”
De voetstappen van bezoekers klinken hol op het zwart-witte marmer van de statige gang die de Menkemaborg in tweeën splijt. De weelderig ingerichte kamers aan weerszijden van de gang boden eeuwenlang onbekommerd onderdak aan de fine fleur van de samenleving. Vorsten, edelen en anderen van naam en faam wisten eeuwenlang feilloos de weg naar de borg in Uithuizen te vinden. „In 1873 kreeg men hoog bezoek: koning Willem III”, vertelt de 53-jarige Marin Hillenga.
De vorst had, tijdens een bezoek aan de provincie, de borg uitverkoren om er zijn middagmaal te nuttigen. Hillenga: „Over zijn verblijf hier – en vooral de nacht – doen verschillende verhalen de ronde. Volgens de overlevering verbleef hij in het ledikant in de Gele Kamer. Er is ook een verhaal dat hij na de lunch in zijn koets vertrok. Maar er circuleert nog een andere variant: de koning was zo beschonken dat hij de slaapkamer niet haalde en op het bordes in slaap viel. Het personeel legde kussens onder hem om het hem nog een beetje gemakkelijk te maken.”
Hij glimlacht. „Zo’n verhaal wil je natuurlijk niet doodchecken.” Maar voor zijn boek kon hij niet anders. „De tweede versie is de juiste.”
NSB-leider Anton Mussert staat hier links van Beauftragte Hermann Conring (midden) tijdens een bezoek aan de Menkemaborg in april 1944. Bron: Beeldbank WO2 224 (Collectie Oorlogs- en Verzetscentrum)
Het koninklijke bezoek van Willem III is maar een van de vele verhalen die de auteur, woonachtig in Groningen, optekende. Het onderzoek en schrijven namen ongeveer tweeënhalf jaar in beslag. „De geschiedenis van een borg is meer dan de geschiedenis van een gebouw en adel. Het gaat ook over het dorp, waar de borgbewoners eeuwenlang een rol van betekenis speelden. Met de kleine en soms heel persoonlijke verhalen van zowel de borgheren en -vrouwen als van de mensen die er werkten, wordt in één adem ook het verhaal van de Grote Geschiedenis verteld.”
Waarom moest de hond van Reintje worden afgemaakt?
Zoals het verhaal van Reintje Dijk, de huisknecht van Gerhard Alberda van Menkema, de laatste borgheer. Alberda overleed in 1902, waarna de borg bijna twintig jaar leegstond. „Alles werd verkocht,” vertelt Hillenga. „Dus alles wat je hier nu ziet, komt uit andere borgen die zijn gesloopt, zoals het Dijksterhuis in Pieterburen, dat ook in het bezit van de familie was.”
Dijk hield als huisbewaarder een oogje in het zeil. „Hij woonde in het schathuis, waar vroeger de stallen waren,” vertelt Hillenga. „Dijk overleed in 1921. Zijn hond stond niet toe dat iemand bij het stoffelijk overschot van zijn baasje kwam. Uiteindelijk moest er een veldwachter aan te pas komen, die het dier doodschoot. Ja, dat is natuurlijk diep tragisch.”
In het Schathoes bij de Menkemaborg hangt een foto van huisbewaarder Reintje Dijkema aan de muur. Hillenga schrijft in zijn boek: 'Het is de enige foto achter een gebarsten glasplaat. "Om onverklaarbare redenen valt de lijst steeds van de muur", aldus een medewerkster uit de bediening.' Foto: Anjo de Haan
Niet dat de auteur onder deze last gebukt ging. „Ik houd enorm van tragiek. Het was Godfried Bomans die schreef: het leven is meer maandagmorgen dan zaterdagavond. Mensen zoeken doorgaans naar de hoogtepunten. Natuurlijk, die horen er ook bij. Maar ik heb ook oog voor de andere kant.”
Laat het borgleven nu bol staan van de tragiek. „Neem de borg zelf. Waarom is die als het ware in de tijd bevroren? Die is sinds de achttiende eeuw nooit meer groots aangepakt en oogt wat ouderwets. Hoe kan dat nou? Het antwoord luidt: pech. Pech met de borgheren die vroegtijdig stierven of langdurig door ziektes werden geplaagd, waardoor er van modernisering niet veel terechtkwam.”
Historicus Martin Hillenga deed veel onderzoek in de Groninger Archieven voor zijn boek over de Menkemaborg in Uithuizen. Foto: Anjo de Haan
Een van die borgheren was Unico Allard Alberda van Menkema (1726–1790). „Echt heel tragisch. Hij was zo’n beetje de Quote 500-boy van de familie en alles werd uit de kast gehaald om hem klaar te stomen voor een bestuurlijke loopbaan. Zo woonde hij een poosje bij een Waalse predikant in Den Haag om Frans te leren. Hij kreeg dansles van iemand die ook aan het hof werkte.”
Maar Unico werd geplaagd door allerlei kwalen. „Een deur in een van de kamers vertoont slijtagesporen die vermoedelijk zijn ontstaan door het gebruik van een rolstoel. Een van de kookboeken bevat onder meer recepten tegen jicht.”
Een tatoeage met koningswater
Naast een gebonden kookboek bevat het familiearchief tal van huishoudelijke recepten die op losse blaadjes of in schriftjes zijn neergepend. Niet alles is voor consumptie bedoeld. In een schriftje staat naast een formule voor tandpasta ook een bereidingswijze om met inkt ‘op jemands vel letteren te schriven’. „Een tatoeage dus. Hierbij werd koningswater – een mengsel van zoutzuur en salpeter – gebruikt. Rond de tijd dat dit recept werd opgetekend, had James Cook net Tahiti ontdekt. Hij noteerde dat de bevolking rijkelijk getatoeëerd was. Die informatie bereikte ook Europa, en het is niet uitgesloten dat tatoeëren hierdoor in de mode kwam.”
Het recept voor een tatoeage. Bron: Groninger Archieven
Hillenga richtte zijn aandacht ook op de tuin en singels, die niet alleen ter verpozing van de Groninger jonkers dienden, maar ook een bron van voedsel en medicijnen vormden. Hiervoor werd begin achttiende eeuw stadsbouwmeester Allert Meijer aangetrokken, die eveneens de verbouwing van de Menkemaborg op zich nam. Ook hier is de tragiek niet ver te zoeken.
Initialen van de doden
Hillenga: „Veel later, toen het landgoed voor het publiek werd opengesteld, waren er velen die hun initialen in een van de beuken langs de singels kerfden.” Inderdaad, ook vandaag de dag dragen vele bomen de littekens van wandelaars die op deze wijze hun aanwezigheid, of hun liefde voor elkaar, kenbaar maakten. Maar juist die ene beuk, die wel een heel bijzonder verhaal vertelde, werd enkele jaren geleden gekapt.
Het ontwerp voor de tuin van de Menkemaborg. Links bovenin het doolhof waarin een buslading plattelandsvrouwen hopeloos verdwaalde en met gescheurde jurken weer tevoorschijn kwam. Foto: Arjan Verschoor
„Het is het verhaal van Job Bakker en zijn vrouw Hilje uit Uithuizen. Zij emigreerden in 1947 naar de Verenigde Staten. In die periode vertrokken honderdduizenden Nederlanders om hun geluk elders te beproeven. Job en Hilje keerden in 1954 terug om hun familie te bezoeken. Ze maakten onder meer een wandeling op het landgoed en Job kerfde hun initialen in een van de beuken. Op 5 september vertrokken ze weer, maar hun vliegtuig stortte in Ierland neer. Ze verdronken met 26 andere passagiers in de rivier Shannon, bedwelmd door kerosinedampen. De ouders van Job hoorden het nieuws van een journalist van De Telegraaf, die meteen na de bekendmaking van het ongeluk naar Uithuizen was afgereisd.”
Hij was een beetje de laatste dodo, en hij wist dat ook
De borg was toen al lang niet meer in het bezit van de Alberda’s. Gerhard Alberda van Menkema stierf kinderloos in 1902. Hillenga: „Hij was een beetje de laatste dodo, en hij wist dat ook. In 1896 heeft hij de zaak behoorlijk gereduceerd. Er moest worden bezuinigd, omdat er steeds minder geld binnenkwam. Veel personeel werd ontslagen. Hij verbleef waarschijnlijk niet vaak meer op de borg; hij woonde vooral in zijn huis in het Zuiderpark in Groningen. Hij was ook wat ziekelijk; in verslagen van kerkraadsvergaderingen staat dat hij vaak afwezig was.”
Dit gebouw oogt als een wachthuisje, maar is in werkelijkheid een wc. Zodra de 'r' in de maand kwam, werd de wc 'voorverwarmd' door een van de dienstmeisjes waarna 'mevrouw' er plaats kon nemen. Foto: Anjo de Haan
Toch was hij naar verluidt niet heel eenzaam. Hij mocht dan als eeuwige vrijgezel bekendstaan, maar hij verkeerde wel langdurig in het gezelschap van zijn huishoudster, Johanna Sophia Maria de Sille, ook wel ‘de Spaanse dame’ genoemd – hoewel ze strikt genomen uit Zeeland kwam. Ze was voor haar levensonderhoud blijkbaar niet afhankelijk van het loon dat ze van de borgheer ontving. Sterker nog: de rollen leken omgedraaid, want uit Hillenga’s onderzoek blijkt dat ze haar werkgever een aanzienlijk bedrag – 20.000 gulden – had geleend.
Wie was ‘de Spaanse dame’?
De familie had haar kennelijk in hoog aanzien, want de ‘huishoudster’ werd na haar overlijden begraven bij de familie Lewe van Nijenstein op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Jonkvrouwe Anna Alberda, Gerhards zus, was gehuwd met jonkheer Jean François Lewe van Nijenstein.
Waarom? Hillenga deed een grondige poging het mysterie te ontrafelen. „Ook een oproep via sociale media leverde geen nieuwe informatie op. De reden voor haar bijnaam blijft eveneens gissen. Ik vermoed dat ze door haar uiterlijk of kleding in Uithuizen een niet-alledaagse verschijning was. Maar misschien is dat ook wel mooi – mysteries moeten soms intact blijven.”
Het verhaal van de Menkemaborg is nog lang niet uitverteld.
Een kleine historie
De Menkemaborg is een van de zestien overgebleven borgen in de provincie Groningen. Foto: Anjo de Haan
De Menkemaborg is een van de zestien overgebleven Groninger borgen van de ongeveer tweehonderd die er ooit waren. Hij ontstond uit het steenhuis dat er eind veertiende eeuw stond. Volgens een gevelsteen werd de borg in 1400 verwoest en in 1614 herbouwd. De erfgenamen van de laatste borgheer schonken het landgoed in 1921 aan het Groninger Museum. Na een grondige restauratie werd de borg in 1927 opengesteld voor het publiek.
Om het behoud van het huis en de tuinen te waarborgen, werd in 1969 de Stichting Museum Menkemaborg opgericht. Deze stichting is sindsdien verantwoordelijk voor het beheer en de exploitatie van het museum en het omliggende terrein. Het merendeel van de collectie in de Menkemaborg behoort tot de verzameling van het Groninger Museum. Veel objecten zijn afkomstig uit andere, inmiddels verdwenen borgen.
De borg in vogelvluchtperspectief, een illustratie in een kalender uit 1938 uitgegeven door het Nieuwsblad van het Noorden. Bron: Groninger Archieven