De vijftienjarige Gijs Hogerhuis kreeg begin januari een harststilstand in de klas. Foto: Niels de Vries
Het leek een gewone schooldag. Tot Gijs Hogerhuis (15) tijdens de natuurkundeles op de grond viel. Zijn hart stopte, de klas werd ontruimd. Samen met zijn ouders en zijn broer blikt hij terug op de gebeurtenis die hun wereld op z’n kop zette. „Voor ons is 9 januari een extra verjaardag.”
De natuurkundeles was nog maar net begonnen toen Gijs Hogerhuis van zijn stoel gleed. Een klap op de vloer, stilte. ,,What the fuck, wat is het hier opeens warm,” had hij nog gezegd. Eerst dacht de docent dat zijn leerling even niet lekker was. Toch alarmeerde hij collega’s.
Gijs werd bleek, z’n ademhaling stokte. De school handelde snel en belde 112: klas 3A werd ontruimd en de reanimatie met de AED gestart. Binnen enkele minuten lag Gijs in een ambulance op weg naar de spoedeisende hulp.
Een gewone ochtend - tot het misgaat
Een paar uur eerder leek alles nog gewoon. Het was de eerste donderdag na de kerstvakantie. Het gezin was net terug van twee weken Andalusië. Buiten was het koud en nat, maar Gijs stapte vrolijk de deur uit. Zijn moeder zette hem af bij het Stedelijk Gymnasium in Leeuwarden, de fiets achterop de auto. In het tweede uur werkte hij aan een proefvertaling Grieks – een van de beste van zijn klas, zou later blijken. Kort daarna ging het mis.
„Voor ons kwam het als een enorme klap. Het gebeurde vanuit het niets’’, zegt zijn vader Arnold Hogerhuis op de bank in hun woonkamer in Readtsjerk. Samen met zijn vrouw Linda Hiemstra en zoon Bas (18) blikt hij terug. In de achterkamer zit Gijs (15) aan de keukentafel, koptelefoon op, achter een computerscherm. Hij gaat nog steeds niet volledig naar school en volgt onderwijs op afstand.
Gijs Hogerhuis (rechts) kreeg begin dit jaar een hartstilstand in de klas. Samen met zijn broer Bas, vader Arnold en moeder Linda blikt hij terug. Foto: Niels de Vries
Race naar het ziekenhuis
Op die bewuste ochtend werkte Arnold thuis. Tijdens een online overleg verscheen een onbekend nummer op zijn scherm. Hij drukte het weg, tot er een bericht kwam: Er is iets met Gijs, wil je toch even bellen? „Ik kreeg de natuurkundedocent aan de lijn. ‘Gijs wordt gereanimeerd’, zei hij. Op de achtergrond hoorde ik de ambulance al door de telefoon.”
Linda was onbereikbaar. Zij zat in een vergadering in Heerenveen, haar twee mobieltjes lagen nog in de auto. Arnold regelde vervoer en snelde naar het MCL. Onderweg belde hij Linda steeds om en om op beide toestellen. „Ik sprak haar pas toen we bijna bij het ziekenhuis waren – toen begon haar race naar Leeuwarden.”
„Ik dacht: reanimeren? Hoe kan dat nou?”, zegt Linda. „Waar Arnold bevriest als er iets is, ga ik in de fight-stand. Ik dacht alleen nog maar: ik moet zo snel mogelijk in Leeuwarden komen. Onderweg gaat er van alles door je hoofd. Kom ik nog op tijd? Leeft hij nog als ik aankom?”
De familie Hogerhuis droomt weer voorzichtig van een vakantie in het buitenland. „Je snakt naar het normale. Dat je Gijs weer een hele dag alleen kunt laten.” Foto: Niels de Vries
Op de grens tussen hoop en vrees
Op de spoedeisende hulp lag Gijs in kritieke toestand. Zeker twintig hulpverleners stonden om zijn bed.
Linda: „Ik zag alleen Gijs. Ik vond het fijn dat ik bij hem kon zijn.” Ze mochten hun zoon aanraken. Zijn huid voelde koud, zijn lichaam stijf. Arnold: „Het was zo onwerkelijk. Hij was meer dood dan levend. Het stopt zo meteen, dacht ik.”
Wat voor het reanimatieteam routine was, leek voor hen een grote chaos. Linda: „Ze riepen steeds dingen naar elkaar. Een arts stond als een regisseur aan het voeteneind.” Gijs’ bloedwaarden waren zo slecht dat artsen vreesden voor zijn leven. Toen broer Bas arriveerde – van school opgehaald door een politiewagen – slaakte hij volgens een verpleegkundige ‘een meesterlijke schreeuw’.
Bas zelf herinnert zich die schreeuw niet meer. „Heit had aan de telefoon wel gezegd dat Gijs gereanimeerd werd, maar toen ik in het MCL kwam was dit nog niet echt tot me doorgedrongen. Toen ik hem daar zag liggen schrok ik me kapot. Dat beeld vergeet ik nooit weer.”
Door snelle reanimatie overleefde Gijs Hogerhuis een hartstilstand in de klas. Hij bleek een aangeboren hartritmestoornis te hebben. Foto: Niels de Vries
Het hart van Gijs begon weer
Het onverwachte gebeurde: Gijs’ hart begon weer te kloppen. Hij moest zo snel mogelijk naar de Intensive Care van het UMCG. De ambulance vertrok met spoed naar Groningen, begeleid door motoragenten die onderweg pleinen en afslagen vrijmaakten. Direct daarachter reed een politiewagen met z’n ouders en broer. Linda: „We hoorden: Als er onderweg iets gebeurt kunnen ze niets meer doen. Toen we in de garage van het UMCG waren, sprintte ik naar de ambulance: Leeft hij nog? En dat was zo.”
Op de IC begon het lange wachten. Gijs lag aan de beademing en was aangesloten op een hart-longmachine. Door het reanimeren had hij een klaplong, een geperforeerde long en een maagbloeding. Zenuwslopend was het. Linda: „Je leeft op de grens van hoop en vrees. We wisten niet of hij het zou overleven. Bovendien: Ze hadden hem wel 35 minuten gereanimeerd. Dat associeer je heel erg met zuurstoftekort. Wat voor kind krijg je terug?”
De diagnose: een aangeboren hartritmestoornis
Nadat ze tien dagen op de IC had doorgebracht ging Linda op aandringen van de verpleging één nacht naar huis. Juist die nacht sloeg het hart van Gijs weer op hol. Hij werd opnieuw gereanimeerd. „Dat was het moment dat ik dacht: ik ga niet meer bij hem weg.”
Omdat Gijs aan een monitor lag, konden artsen aflezen wat er mis was. Hij bleek het syndroom van Wolff-Parkinson-White (WPW) te hebben: een aangeboren hartritmestoornis waarbij extra verbindingen kunnen zorgen voor gevaarlijk snelle hartslagen. Arnold legt uit: „Gijs had meerdere van die knopen. Ze trokken zo vaak samen dat zijn hart geen tijd meer had om zuurstofrijk bloed rond te pompen.”
Waarom het juist die ochtend gebeurde, weet niemand. „Het had altijd kunnen gebeuren, ook over tien jaar.”
Gijs volgt de helft van de tijd online les. Foto: Niels de Vries
Operaties en herstel
Gijs had een ablatie nodig: een ingreep waarbij een arts via een katheter in het hart weefsel wegbrandt. Zo ontstaan littekens waardoor de abnormale elektrische prikkels worden geblokkeerd.
Maar eerst moest hij langzaam wakker worden om te zien of er nog hersenactiviteit was. Na tien dagen werd de slaapmedicatie afgebouwd. Tijdens een kort neurologisch onderzoek - knijpen in een hand, knipperen met de ogen - reageerde hij overal op. Tot grote opluchting van zijn ouders.
Het had altijd kunnen gebeuren, ook over tien jaar
Er komt een mooie herinnering bij Arnold op. „Gijs was al meer wakker. Hij kon niet praten vanwege de beademingsbuis, maar liet wel van zich horen. Op een iPad tikte hij: ‘geïrriteerde luchtpijp’. Hij had ook ‘zere keel’ kunnen typen. Dit was typisch Gijs: welbespraakt. Dat vond ik heel hoopgevend.”
De eerste operatie werd eind januari uitgevoerd. Die was maar deels succesvol. „Ze troffen een hele bundel aan extra verbindingen aan’’, vertelt Arnold. Niet alles kon in één keer worden weggebrand; het hart moest eerst tot rust komen. Gijs werd overgeplaatst naar de afdeling kindercardiologie. Na zes weken mocht hij naar huis om verder te herstellen. Iets wat zijn ouders doodeng vonden. Linda: „Je hebt niet honderd procent vertrouwen dat het goed gaat.”
Leven met een LifeVest
Thuis begon een nieuwe fase. Gijs keerde terug met een flinke dosis medicijnen en een LifeVest – een draagbare defibrillator die hij dag en nacht moest dragen. Het vest detecteert levensbedreigende hartritmes en geeft automatisch een schok.
Linda: „In die periode was er altijd iemand bij hem. Gijs wilde graag weer op zijn eigen kamer slapen. Dat mocht, maar alleen met alle deuren open. In het ziekenhuis hebben we proefgeslapen met dat vest. Toch ging ik ’s nachts vaak even kijken. We kregen reanimatieles van de verpleegkundigen; we hingen de instructies overal in huis op.” Arnold: „We huurden ook een AED voor thuis. Die ging pas na de tweede operatie weg.”
Gijs zelf had wel vertrouwen. Tijdens de pauze op school komt hij achter zijn computer vandaan en gaat naast zijn vader op de bank zitten. „Ik ben nooit echt bang geweest”, vertelt hij. „Misschien omdat het niet tot me doordrong? Ik heb het zelf niet beleefd. Je wordt wakker en weet er niets meer van. Tijdens een operatie voel je niks: je bent onder narcose.”
Na elke operatie volgt een strak revalidatieregime. Foto: Niels de Vries
Twee weken van z’n leven kwijt
Linda: „Gijs is twee weken van zijn leven kwijt. Hij weet nog wel dat we op vakantie in Andalusië waren. Van de week dat het gebeurde en de daaropvolgende ziekenhuisweek weet hij niets.”
Gijs: „Dat ik zei dat ik het warm had, dat ik kort daarna viel, dat ik bij iemands voeten lag en raar ademde, dat heb ik van horen zeggen. Dat ik een proefvertaling Grieks maakte, weet ik ook niet.” Arnold: „Hij lag op de IC toen dat cijfer binnenkwam.” Gijs: „Het eerste wat ik weet over het ziekenhuis is dat ze me steeds half wakker maakten en dat ik dan vroeg waar ik was.”
De kamer op de intensive care herinnert hij zich nog wel. En dat hij op een groot scherm natuurdocumentaires keek. Arnold: „Sommige wel drie keer.”
Terug naar school - en naar het gewone leven
Begin april volgde de tweede ablatie. In die periode ging Gijs alweer naar school. Eerst online, waarbij zijn vrienden het speciale computerscherm met z’n hoofd erop door de school vervoerden. Ze noemden het apparaat Robot-Gijs.
„Dat ik na zes weken weer naar huis mocht, was heel fijn”, zegt Gijs. „Ik miste de katten: Max en Gijsje. En ik was blij dat ik weer naar school kon, mijn vrienden zien.”
Nog geen dag na de tweede operatie ging hij met zijn vrienden naar de bioscoop. Linda: „Ik zat in de buurt op een terrasje. Gijs dacht: nu is het klaar en kan het gewone leven weer beginnen.”
Na zes weken mocht Gijs eindelijk weer naar huis: "Ik miste de katten." Foto: Niels de Vries
Een nieuwe tegenslag: scoliose
Toch was het nog niet klaar. Eind september moest Gijs opnieuw onder het mes. In Andalusië klaagde hij al over rugpijn. Zonder winterjas en dikke trui werd ineens zichtbaar dat zijn rug scheef stond. Later, op de IC, zagen artsen op de hartfoto’s ook duidelijk een zijwaartse verkromming van de ruggengraat: scoliose. Die afwijking komt vaker voor bij de genetische aandoening die bij Gijs is vastgesteld, net als de hartritmestoornis WPW-syndroom.
De rugoperatie maakte Gijs ineens 6 centimeter langer. Na die ingreep lag hij weer een nacht op de intensive care. De arts van 9 januari kwam hem opzoeken. Linda: „Hij vertelde dat bloedwaarden op een soort kassabonnetje uit een apparaat rollen. Die van Gijs waren destijds echt heel erg slecht. Hij heeft dit bonnetje nog steeds bij zijn computer hangen als reminder: het kan dus wel. Hij zei: ‘Dit vergeet ik nooit’.”
Moeite om van de bank af te komen
Weer thuis had Gijs het voor het eerst lastig. Het voelde alsof hij terug bij af was. Hij was somber, had geen eetlust en viel veel af. Nutridrink, bedoeld om hem op gewicht te houden, vond hij naar rotte eieren stinken en smaken. Waar hij de vorige operaties erg zijn best deed om zo snel mogelijk weer op z’n nieuwe elektrische fiets naar school te kunnen, had hij nu nauwelijks motivatie om weer in beweging te komen.
„Hij moest van de bank, maar zijn puberbrein zei: ‘Ik lig hier zo lekker’”, zegt Linda. Arnold huurde een grote Lego-set, een ruimtestation uit Star Wars, om hem aan tafel te krijgen. Het werkte. Gijs is toe aan z’n vierde set. „Nu moet je hem er bijna vandaan houden.”
Na zijn rugoperatie vond Gijs dankzij lego de motivatie om weer van de bank af te komen. Foto: Niels de Vries
Ook voor Arnold en Linda was het pittig. Arnold: „We zijn weer helemaal in de ziekenhuissfeer gezogen. Dezelfde afdeling, dezelfde verpleegsters: alles kwam terug.” Linda: „Het was een flashback die te vroeg kwam.” Broer Bas had het juist andersom: „Ik zag er tegenop en het is me meegevallen.”
Voorzichtig weer vooruit kijken
Nu, drie maanden later, gaat het beter. „We waren op een gegeven moment gewoon op”, zegt Arnold. Linda: „We zijn allebei nog wel moe, maar we durven weer plannen te maken. In de kerstvakantie gaan we lekker naar de kust.”
Ook met Bas gaat het goed. In het ziekenhuis sprak hij veel met de vrijwilligers in de ‘huiskamer’. „Ik ben wel heel erg van het praten. Dat hielp.” Gijs gaat sinds een paar weken weer halve dagen naar school, de rest van de lessen volgt hij online. Hij is ondanks alles gewoon overgegaan naar de vierde. Aan gesprekken over wat er is gebeurd, heeft hij geen behoefte. „Ik heb geen nachtmerries, geen angsten.” Wie aan hem vraagt hoe het met hem gaat, krijgt zijn standaardantwoord: „Het is te doen.”
Je snakt naar het normale. Dat je Gijs weer een hele dag alleen kunt laten
Met z’n allen dromen ze weer voorzichtig van een vakantie in het buitenland. Gijs wil graag naar de Dolomieten, wandelen in de natuur. „Je snakt naar het normale. Dat je Gijs weer een hele dag alleen kunt laten”, zegt Linda. „Ik heb meer moeite met loslaten. De drie mannen in huis staan er anders in. Ik heb tegen ze gezegd: jullie moeten me gewoon de tijd gunnen.”
Dankbaar dat iedereen zo snel gehandeld heeft
Voor iedereen die betrokken was bij de reanimatie van Gijs, op school en in het ziekenhuis, voelen ze grote dankbaarheid. „We zijn zo blij dat dit niet in Andalusië is gebeurd. We zaten daar zo afgelegen.” Arnold: „Ook thuis hadden we geen AED in de buurt gehad. Er was geen betere plek voor dit noodlot dan op school. Door het snelle handelen van de docenten is er geen zuurstoftekort geweest.”
„We zijn dankbaar dat iedereen bleef doorgaan, ook toen het er slecht uitzag,” zegt Linda. „Er is niks te zien op de hersenscan. Nog geen stipje.” In haar agenda staat op 9 januari een kruisje. „Voor ons is dat een extra verjaardag. Een moment om te zeggen: hij is er nog, dezelfde Gijs.”