Hoe Jaap (96) van het bezette Loppersum naar het bevrijde Groningen fietste. ‘Van het hakenkruis naar het roodwitblauw’
Frank von HebelEemsdelta

Jaap Tuinder (96) fietste tijdens de laatste oorlogsdagen van het nog door de Duitsers bezette Loppersum naar het reeds bevrijde Groningen en weer terug. „Ik fietste van het hakenkruis naar het roodwitblauw.”
De radio staat als een sculptuur van donker hout op een tafeltje in zijn flat in Groningen. Hij doet het al lang niet meer, een analoog relikwie in een digitaal tijdperk. Maar Jaap Tuinder herinnert zich nog hoe zijn vader de Telefunken RHM in een jutezak wikkelde, een gat in de tuin groef en het kostbare familiebezit met stro en aarde bedekte. „Dat was in 1943. De Duitsers wilden dat alle radio’s werden ingeleverd om te voorkomen dat we naar de Engelse radio luisterden. Daar voelde mijn vader niks voor.”
Jaap Tuinder is elf als de oorlog uitbreekt. „We waren met vier kinderen thuis. Mijn vader was landarbeider, dus we hadden het bepaald niet breed. We leden geen honger hoor, maar het kostte mijn moeder de grootste moeite om elke dag weer iets op tafel te zetten.”
Hij vertelt hoe hij en zijn moeder in de oogsttijd met instemming van de boeren op de akkers naar resterende aren van tarwe, gerst en rogge zochten. Hoe ze het graan illegaal in de molen lieten malen. En over het ‘Duitse’ varken dat ze met de zegen van de bezetter mochten vetmesten.
Tuinder glimlacht, terwijl hij vanuit het raam over Lewenborg kijkt. „Iedere burger mocht één varken voor zichzelf mesten op voorwaarde dat er ook één voor de Duitsers werd gemest. Die varkens werden geoormerkt. Wij hadden er ook twee, maar uitgerekend ons varken groeide slecht en werd ziek. Een vriend van mijn vader, die als controlerend ambtenaar was aangesteld, verwisselde de oormerken en een week later was het ‘Duitse’ varken dood. Dat werd weggehaald door een instantie uit de stad. Wij hebben nog lange tijd te eten gehad van ‘ons’ varken. Verder was er geen vlees verkrijgbaar.”
De tiener maakt zijn huiswerk bij het licht van de koplamp van een fiets die werd vastgezet, waarna een familielid er stevig op moest trappen. De kachel wordt bij gebrek aan cokes met stro gestookt. „Dat verbrandde zo snel dat moeder constant bezig was stro in de kachel te stoppen. Ze had bijna geen tijd om ervoor te zorgen dat het eten niet aanbrandde.”
Autoband onder klompen
Hij draagt de afgedragen kleding van zijn vader. Omdat er geen rubberen banden meer te krijgen zijn, is er om de velg een dikke tuinslang gelegd. Maar ‘gewoon’ fietsen op de naakte velgen is nog de meest eenvoudige oplossing.
Schoenen versleten? Dan maar klompen aan. „Mijn vader huldigde het principe: ‘In oorlogstijd moet je alles zo lang mogelijk nieuw proberen te houden.’ Dus als we nieuwe klompen kregen, werden ze eerst bewerkt voor we erin mochten stappen. Vader spijkerde er ijzeren strips onder of stukken autoband. Als dat versleten was, waren de klompen zelf aan de beurt.”
Even een sigaret opsteken is er ook niet meer bij. „Tabak was niet meer te koop. Op het platteland verbouwde men het zelf. Er was keus uit twee soorten planten: de Amersfoortse zware tabak en de Virginia, de lichte soort. Iedereen kon tabaksplanten of -zaad vrij kopen en zaaien. Als je sigaretten rookte, had je een probleem, vloeitjes waren er niet. Men zocht naar dun papier en uiteindelijk vond men dat in psalmboeken en in de Bijbel.”
Bijbel als vloeipapier
Tuinder loopt bijna elke dag op weg naar school langs het dorpshuis dat door de Duitsers in beslag is genomen. „Dan zag ik hoe de Duitsers onder trompetgeschal de vlag hesen. Vaak konden we maandenlang niet naar school, omdat de bezetter ook die had gevorderd om er militairen onder te brengen. En als ze de school dan eindelijk verlieten, was er geen brandstof om de school te verwarmen. ’s Zondags zaten er vaak Duitse militairen op de achterste bank in de gereformeerde kerk, gewapend en wel. Wij praatten soms met ze in ons gebrekkige mulo-Duits. Dan bleek dat zij ook niet voor hun plezier in militaire dienst waren. Tijdens de bezetting hebben we weinig last van de in Loppersum gelegerde Duitsers gehad.”
Al improviserend overleven ze de oorlog. Dan naderen de Canadezen de Groningen. Na vier dagen vechten is de stad bevrijd. Tuinder en enkele vrienden stappen op hun bandenloze fietsen om een kijkje te nemen. In Ten Boer stuiten ze op de eerste geallieerde soldaten. In de stad is het druk met legergroene voertuigen van de Canadezen. „Heel bijzonder. We waren in bevrijd gebied! Maar we wisten ook dat in ons dorp nog een vlag met het hakenkruis wapperde. We zagen een keuken van het Canadese leger en roken heerlijke geuren die we nog nooit hadden geroken. Maar we zagen ook dat het centrum van de stad een ruïne was.”
Aan het eind van de middag fietsen de vrienden terug naar Loppersum. „Terug naar bezet gebied.” Op 20 april vallen de Canadezen Loppersum aan. De familie Tuinder schuilt bij buren in een kelder. „Er werd hard gevochten.”
Vader en zoontje komen om bij bevrijding
De geallieerden schieten op de kerktoren, omdat ze vermoeden dat er sluipschutters zitten. Hierbij wordt de familie Nienhuis geraakt die naar een schuilkelder willen vluchten. De vader en een zoontje van vijf komen hierbij om het leven. De moeder, een andere zoon en een dochter raken zwaargewond. De moeder overlijdt de volgende dag aan haar verwondingen.
„Op den duur werd er op het kelderraam geklopt. Het was een Canadese soldaat. Hij zei: ‘You are free, come out.’ Er reden tanks over straat, er zaten ook zwaaiende mensen op. We waren vrij, maar nog niet buiten gevaar. Het dorp lag in een vuurzone en we moesten vluchten naar Kommerzijl, daar woonde familie van ons. Na een paar dagen gingen we weer naar huis.”
Tijd voor een feest. Maar het nette pak van Tuinder heeft de oorlog niet overleefd. „Dat was voor de bevrijding naar Meijeringh, een herenkledingzaak in de stad gebracht. Het was een oud pak van mijn vader en ze lieten het voor mij op maat maken. Maar de winkel was tijdens bevrijding verwoest. Er was geen winkel meer, dus ook geen pak.”
En de radio? „Die hebben we weer opgegraven. We moesten wel de lampen verwisselen en toen deed ie het weer.” Hij glimlacht. „Toen wel.”
Bij dit artikel is gebruikgemaakt van informatie van De Verhalen van Groningen en een interview met de heer Tuinder in het boek Stemmen van de bevrijding (een uitgave van Uitgeverij Noordboek en Dagblad van het Noorden).
Laatste Getuigen
Tot aan Bevrijdingsdag publiceert Dagblad van het Noorden elke week een interview met een ooggetuige van de Tweede Wereldoorlog. Het zijn verhalen van gewone mensen die in uitzonderlijke situaties terechtkwamen, of juist heel weinig van al het oorlogsgeweld meekregen en vertellen hoe het dagelijks leven eruitzag.
Les voor de volgende generatie
Als je een oorlog meemaakt dan kun je veel dingen niet doen. Veel zaken zijn verboden en zijn er gewoon niet. Als de oorlog voorbij is en alles weer normaal wordt, dan pas besef je wat je gemist hebt en wat vrijheid betekent.











