Vrijwilliger Menno de Goede in het azc in Delfzijl. Daar geeft hij naast taalles op speciale dagen ook bloemschiklessen. Foto: Siese Veenstra
Asielzoekercentra zitten tjokvol. In Ter Apel volgt het ene na het andere incident. Én de asielketen zit muurvast. Toch is het niet alleen kommer en kwel. Honderden vrijwilligers in Nederland helpen bewoners, zij zien ook de andere kant.
Het is maar een simpel lokaal. Systeemplafonnetje, een paar tafels, keukenblokje met kraan en waterkoker en een witte kast vol spelletjes. Veel meer is er niet in het lokaaltje in het asielzoekerscentrum van Delfzijl. Karig, maar toch loopt het vol, elke week weer. Waarom?
„Dit zijn mensen die willen werken aan een toekomst.” Menno de Goede (70) weet het als geen ander. Hij werkt inmiddels tien jaar via het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) als vrijwilliger met asielzoekers in Delfzijl. Soms twee keer per week, soms drie keer.
„We kookten tot voor kort ook nog samen soep voor ouderen, dat aten we samen op”, vertelt hij. Aan tafel ontstonden geanimeerde gesprekken. Dat het nu niet meer gebeurt, komt niet door een gebrek aan enthousiasme, maar doordat er even geen geschikte locatie in het centrum van de havenstad is. „We gaan het samen eten weer opstarten.”
De Goede is een van de ongeveer 1500 mensen die in 2023 op asielzoekerscentra (azc) in Nederland COA helpen als vrijwilliger. Sinds 2021 is het aantal vrijwilligers ondanks de asielcrisis – of misschien juist daardoor – met 50 procent toegenomen.
Ze organiseren computercursussen, huiswerkbegeleiding, (kinder)activiteiten of bijvoorbeeld muziekles. Stille krachten, die ervoor zorgen dat asielzoekers wat om handen hebben en zich alvast kunnen voorbereiden op een eventuele inburgering.
Allemaal door elkaar
De Goede geeft vandaag taalles. Langzaam druppelt de ruimte vol. Het is een soort buurthuis met tafels en stoelen die willekeurig voor een groot raam staan. Een kleurtje of wit, hoofddoekjes, geen hoofddoekjes, man, vrouw; het zit allemaal door elkaar. In groepjes buigen ze zich over of een woorden-memoriespel met fruittaal of taalopdrachten die hen moeten helpen bij een bezoek aan een dokter. De Goede lacht. „De tafel zit altijd vol.”
De ruimte wordt ook gebruikt voor andere dingen; zo worden er sportlessen voor vrouwen gegeven en is er handwerken. Voor een raam bij de gang hangt een kleurrijk gordijn. „Dat hebben ze zelf gemaakt tijdens een middag handwerken, zodat ze wat meer privacy hebben tijdens het sporten”, zegt De Goede.
Een door de vrouwen van het asielzoekerscentrum in Delfzijl gemaakt gordijntje, zodat ze wat privacy hebben tijdens het sporten. Foto: Siese Veenstra
Op feestdagen of andere bijzondere momenten, zoals de start van het voorjaar, is het nog drukker. De Goede geeft dan cursussen bloemschikken. Een kolfje naar zijn hand, hij had jaren twee bloemenwinkels in Delfzijl. „Met kerst maken we bijvoorbeeld bloemstukjes en met Pasen doen we ook iets leuks.”
Niet dat de bewoners echt verstand hebben van bloemschikken, maar het kan rekenen op veel enthousiasme en saamhorigheid. „Ze rommelen op hun eigen manier wat aan en laten dat trots zien. Ik denk dan als professional: tja, zo hoort het niet helemaal. Maar zij gaan trots met hun bloemstukje naar buiten en toch ook met een feestelijk gevoel. Dat gun je iedereen.”
‘Elke dag een feestje’
Toen De Goede stopte met zijn bloemenwinkel, wilde hij iets bijdragen aan de maatschappij. „Ik ben weduwnaar. Ik moest er niet aan denken elke dag thuis achter de geraniums te zitten”, zegt de bloemist. Een advertentie voor vrijwilligers op het azc trok zijn interesse: „Dat is wel iets dat ik kan, dacht ik. In de winkel maakte ik ook altijd praatjes met mensen. Binnen tien minuten was het geregeld.” Spijt heeft hij nooit gehad van die keuze. „Elke dag dat ik hier ben, is een feestje.”
Want hoewel berichten in de media over azc’s vaak gaan over problemen en overlast, maakt De Goede daar niets van mee. „Dit zijn louter en alleen leuke mensen.” Voor de foto heeft de verslaggever van dienst een bosje bloemen meegenomen – per toeval uit De Goedes eerste winkel – hij herschikt ze voor de foto.
Er staat al snel een heel gezelschap om hem heen. Een vrouw in een rolstoel giebelt, terwijl hij de Latijnse namen afgaat, en reikt hem een van de rozen aan. „Ze willen leren, vragen om hulp, zoeken een leuk gesprek of gezelligheid”, vat hij samen.
Aan de bal in Assen
Veertig kilometer ten zuiden van Delfzijl, in Assen, gaat het net iets anders. In een van in totaal drie lokaaltjes ligt een bal op een plank. Daarop staan vragen geschreven als ‘Waar woon je?’, ‘Wat is je naam?’ en ‘Wat is je telefoonnummer?’. De bal wordt gebruikt voor taalles, om spelenderwijs beter Nederlands te leren. Aan de muren hangen land- en wereldkaarten en plaatjes van dagelijkse gebruiksvoorwerpen met daaronder hun naam: huis, pen, stoel, dat soort dingen.
Spelenderwijs Nederlands leren. Foto: Siese Veenstra
In het azc werken ‘collega’s’ Meta Staal (70), Marjoleine Huizing (75) en Tjallie Doorman (72). Collega’s, maar ook vriendinnen. Ieder van hen heeft vandaag haar eigen lokaal met zo’n vijftien bewoners van het azc. „Je weet nooit hoeveel mensen er komen”, zegt Staal.
Voor de wekelijkse lessen, die 90 minuten duren, geven de bewoners zich vrijwillig op. Sommigen komen één keer in de paar weken, anderen zijn er steevast elke keer bij.
Hoeveel mensen wonen in Teheran?
In het lokaaltje van Huizing zitten onder meer een proactieve jonge Iraniër en een ongeveer 20-jarige vrouw. „Zij wil advocaat worden”, weet Huizing. Een Ghanese heeft haar baby meegenomen, ze zegt weinig. Ook dat is prima – hoewel de baby een proestende bijdrage levert tijdens een uitleg over de Afsluitdijk.
Het groepje krijgt vandaag les over Nederland. „Zijn we in Holland of Nederland?”, wil Huizing weten. En welke provincies zijn er, waar zijn ze nu? „Weten jullie wat de hoofdstad is van Nederland?” De Iraniër: „Amsterdam!” En weet hij ook hoeveel mensen daar wonen? Het blijft stil, Huizing geeft het antwoord: „Bijna 1 miljoen. Hoeveel mensen wonen er in Teheran? Kun je mij dat vertellen?” vraagt ze. De Iraniër zoekt even naar het juiste Nederlandse telwoord: „12 miljoen”. Het is even slikken.
Een telefoon wordt gebruikt om Nederlands te vertalen. Foto: Siese Veenstra
In de andere twee lokalen geven Staal en Doorman les over persoonlijke verzorging. Op stencils staan oefeningen die de bewoners om-en-om moeten voorlezen. Voor het gemak vertaalt een enkeling met haar telefoon de tekst. Er is een ‘hulpdocent’ in de vorm van YouTubekanaal Juf M. Met veel handgebaren en voorbeelden zegt zij eenvoudige zinnetjes als ‘dit is tandpasta, dat gebruik ik om te tand-EN-poetsen’ en, wat flauwer, ‘ik scheer mijn gezicht met mijn scheermes en scheerschuim’. Flauw, want de ‘g’ is een gekke letter voor niet-Nederlanders.
In elke les gebeurt wel iets
De drie vrijwilligers hebben hun draai gevonden in het lesgeven. Lastig vinden ze het niet. Staal was zelf ooit NT2-docent voor nieuwkomers, na haar pensionering ging ze als vrijwilliger door. Via Staal haakten ook de andere twee aan, ze wilden mensen helpen. „En weet je, het is ook gewoon leuk. Er gebeurt bij elke les wel iets grappigs, er wordt altijd gelachen”, zegt Huizing.
En natuurlijk gaat het over van alles en nog wat. Over waar de vluchtelingen vandaan komen. Waarom ze moesten vluchten. Hoe hun reis verliep. Daarin blijven ze niet te lang hangen, liever vermijden ze dit soort onderwerpen. Die kunnen vaak zwaar zijn. „Een kind van 18 heeft soms al zoveel meegemaakt”, zegt Staal. „We vragen daar niet naar.”
Marjoleine Huizing neemt afscheid van een leerling met haar kindje op haar rug. Foto: Siese Veenstra
Hoe word je vrijwilliger bij COA?
Vacatures voor vrijwilligers zijn te vinden op de website van coa, coa.nl/vacatures. Ook hebben verschillende azc’s ruimtes met ‘meedoen balies’. Hier kunnen Nederlanders vrijwilligerswerk in het asielzoekerscentrum vinden en vice versa asielzoekers vrijwilligerswerk vinden bij hun in de buurt. Ook andere organisaties zoals Vluchtelingenwerk, Time4You, De Vrolijkheid en Team Up doen vrijwilligersprojecten.
Om vrijwilligerswerk te kunnen doen is er een aantal voorwaarden
- 18 jaar of ouder zijn - Affiniteit hebben met asielzoekers - Professioneel te werk gaan - Een verklaring Omtrent Gedrag kunnen aanleveren
Er komt van alles voorbij in lesbanken, zien de dames. „Mensen met een wetenschappelijke achtergrond, maar ook leraren en mensen die nooit naar school zijn gegaan.” Er zitten analfabeten tussen en mensen die het Latijns schrift niet kennen. Zoals het krullerige Arabisch voor veel Groningers en Drenten onbegrijpelijk is, is het westerse schrift dat voor veel bewoners van het azc. Sommige hebben pas één gesprek gehad bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND), wachten al maanden op een tweede.
‘Wij boffen in Nederland’
Terug naar Delfzijl, waar Menno de Goede in de weer is met de bloemen. Van de honderden mensen die hij lesgaf, houdt hij lang niet met iedereen contact. „Ik heb er weleens een vriendschap aan over gehouden. En soms kom je iemand tegen in het centrum die opeens roept: ‘He hello teacher, how are you?’. Het wordt gewaardeerd dat je dit doet.”
Tegelijkertijd zit er een keerzijde aan. Sommige mensen ziet hij elke week meerdere keren, dan zijn ze plots verdwenen. „Dat hoort erbij. Je weet vaak niet waar ze naartoe gaan. Soms naar een ander azc, soms is de asielaanvraag afgewezen. Anderen hebben een huis toegewezen gekregen, omdat ze een status kregen.”
De bewoners van een asielzoekerscentrum leven vaak in onzekerheid, wanneer komt de verlossende brief waarmee ze een nieuw veilig leven kunnen beginnen. De Goede: „Wij boffen in Nederland.”