Arjen Bakker, Ayhan Aksu en Mladen Popović (vlnr), de drie onderzoekers van het Groningse Qumran Instituut die spreken tijdens de publieksacademie. Foto: Jan Willem van Vliet
Wie schreef de Bijbel? Die vraag staat centraal tijdens de publieksacademie religiewetenschappen over de Dode Zeerollen. Drie onderzoekers van het Groningse Qumran Instituut vertellen daarin over hun werk. Een voorproefje.
Om maar met een anticlimax te beginnen: de vraag ‘Wie schreef de Bijbel?’ wordt niet beantwoord tijdens de publieksacademie over de Dode Zeerollen. Maar áls er ooit een antwoord komt, dan heeft onderzoek dat in Groningen verricht wordt naar deze spectaculaire archeologische vondsten daaraan in belangrijke mate bijgedragen.
Het Qumran Instituut in Groningen is al ruim zestig jaar een wereldwijd toonaangevend centrum van studie naar de ongeveer duizend manuscripten die tussen 1947 en 1956 in de woestijn van Judea werden gevonden door bedoeïenen. In grotten bij de nederzetting Qumran, aan de oevers van de Dode Zee, troffen zij tienduizenden snippers en grotere fragmenten aan. Die bevatten de oudst bekende Bijbelse teksten, maar ook veel andere, tot dan toe veelal onbekende Joodse geschriften.
,,Je hebt het Orion Center in Jeruzalem en wij”, zegt Mladen Popović, directeur van het Qumran Instituut. Natuurlijk, aan universiteiten over de hele wereld (Helsinki, Oxford, Göttingen, Leuven) wordt belangrijk onderzoek gedaan naar de rollen van ruim 2000 jaar oud, maar daar is het vaak ingebed in andere onderzoeksvelden. ,,Wat ons onderscheidt is de focus op de materialiteit van de teksten, in combinatie met de culturele context van de inhoud.”
Waarom Groningen?
Juist daarin ligt misschien wel het antwoord verborgen op bovenstaande vraag, maar daarover zo meteen meer. Want hoe komt het eigenlijk dat juist Groningen zo’n belangrijk onderzoekscentrum naar deze handschriften uit het Bijbelse land huisvest? Het simpele antwoord: geld. Toen het belang van de opzienbarende vondsten duidelijk werd en de bedoeïenen begin jaren 50 steeds meer boekrolfragmenten aanboden, voor steeds hogere prijzen, moest een beroep worden gedaan op buitenlandse investeerders.
Toen in 1956 grot 11 werd ontdekt door de bedoeïenen, die de woestijn veel beter kenden dan de eveneens zoekende archeologen, heeft Nederland omgerekend bijna 1 miljoen euro bijgedragen. Daarmee verwierf ons land het exclusieve recht op onderzoek, vertaling en publicatie van de teksten uit grot 11. Dat leidde in 1961 tot de oprichting van het Qumran Instituut door de Fries-Groningse geleerde Adam van der Woude.
De Dode Zeerollen werden door bedoeïenen gevonden in grotten bij de nederzetting Qumran, aan de kust van de Dode Zee. Foto: Drents Museum
In de loop der jaren waren ook andere gezaghebbende wetenschappers uit het Dode Zeerollen-onderzoek in Groningen werkzaam. De naam van het onderzoeksinstituut van de Rijksuniversiteit Groningen groeide, met als voorlopig hoogtepunt de grote tentoonstelling over de Dode Zeerollen in het Drents Museum in 2013. Dat was een initiatief van Popović, die ook als gastconservator optrad. In Assen waren onder meer zestien fragmenten uit Qumran te zien.
Het begrip ‘Bijbels’ is niet van toepassing
Inmiddels zijn alle teksten die in de elf grotten zijn gevonden gepubliceerd en heeft het onderzoek zich verbreed. De teksten worden steeds meer binnen hun ontstaanscontext bestudeerd: de Grieks-Romeinse wereld waarin de teksten 2000 jaar geleden functioneerden. Het onderzoek in Groningen heeft zich daarnaast toegespitst op het materiaal. ,,Niet meteen naar de inhoud van een tekst kijken, maar eerst naar het materiaal zelf, zonder al te veel vooronderstellingen vooraf”, vat Arjen Bakker, staflid van het Qumran Instituut, samen.
Vaak worden de Qumran-teksten gecategoriseerd als Bijbels of niet-Bijbels, vertelt hij. Maar de joodse Bijbel (het Oude Testament in de christelijke Bijbel) zoals wij die nu kennen, bestond nog niet in de tijd dat deze geschriften tot stand kwamen, ergens tussen 300 voor en 50 na Christus. ,,Het begrip ‘Bijbels’ is eigenlijk niet van toepassing op deze periode”, zegt Bakker. ,,We moeten een paar stappen terug.”
Een snipper uit een van de Dode Zeerollen. Foto: Drents Museum
In Qumran werden manuscripten gevonden van teksten, waarvan een deel later, al dan niet in een andere vorm, opgenomen werden in de Bijbel, de verzameling van boeken die als heilig worden beschouwd. ,,Om te begrijpen wat er in die periode in Qumran gebeurde moeten we de later gevormde concepten en paradigma’s loslaten”, zegt Bakker. ,,Dat geldt ook voor onze ideeën over de gemeenschap in Qumran die deze teksten schreef of verzamelde.”
Bakker legt uit: ,,Heel lang is gedacht: dit past niet bij ons idee van het jodendom van die tijd, dus het was een sektarische groep die zich had teruggetrokken in de woestijn. Nu zeggen we: deze teksten zijn het enige, zeldzame bewijsmateriaal dat we hebben uit deze periode. Welke informatie kunnen we eruit halen om de geschiedenis opnieuw te schrijven?”
Letters en inktverdeling
Dat proces is nu volop gaande. Een van de conclusies is dat het jodendom 2000 jaar geleden, in de tijd van Jezus, veel pluriformer was dan we voorheen dachten. ,,Al die categorieën en naamplaatjes die op de Dode Zeerollen zijn geplakt, vertroebelen meer dan ze verhelderen”, zegt Popović.
Onder zijn leiding is in het onderzoeksproject The Hands that Wrote the Bible sinds 2015 onder meer onderzoek gedaan naar een Qumran-handschrift van het boek Jesaja, met behulp van kunstmatige intelligentie. Met nieuw ontwikkelde AI-technieken en computeranalyses werd een schat aan nieuwe data aangeboord.
Door de vorm van de letters en de inktverdeling tot in de kleinste details in kaart te brengen, is bijvoorbeeld inzicht verworven in basale zaken zoals de schrijfhouding, de training van de schrijvers van de geschriften, en hun onderlinge relaties. Dat lijkt weinig spectaculair, maar het is een belangrijke eerste stap. Zoals Popović het verwoordde bij de presentatie van de eerste resultaten in 2021: ,,Het voelt alsof we de schrijvers nu de hand kunnen schudden.”
Tijdens de publieksacademie zal Popović er nader op ingaan. ,,Het leuke van het onderzoek met AI en C14-dateringen van de teksten is dat je naar het niveau van de individuele schrijver gaat. Het is mijn droom om het Qumran-onderzoek op die manier van de grond af opnieuw op te bouwen. Wie schreef wat en wanneer? Hoeveel schrijvers zijn er? En wie zijn die schrijvers? Eerst alles in kaart brengen en dan kijken hoe de resultaten zich verhouden tot de modellen die we hebben. Toetsen of die houdbaar zijn of niet.”
Dubbelzijdig beschreven materiaal
Dat is een lang proces van heel bescheiden stapjes voorwaarts. ,,Dat is wetenschap”, zegt Popović. ,,Het lijkt misschien saai, maar uit dit soort detailanalyses kun je een universum opbouwen.” Hij noemt als voorbeeld een deelonderzoek van zijn project, waarmee Gemma Hayes begin dit jaar in Groningen promoveerde. Door analyse met AI van handschrift en schrijfgewoonten kon zij acht verschillende Qumran-teksten met één schrijver verbinden.
Popović: ,,Dat ging om teksten die je vanuit alleen een literaire benadering, vanuit de oude categorieën als ‘niet-Bijbels’ of ‘sektarisch’, nooit bij elkaar zou hebben gezet. Wat zou dat kunnen betekenen? Stel dat je zo tientallen schrijvers kunt identificeren, dan kom je in de buurt van een totaalplaatje. Of je komt tot de constatering dat er geen totaalplaatje is.”
Ayhan Aksu, de derde spreker op de publieksacademie, promoveerde vorig jaar op dubbelzijdig beschreven tekstfragmenten uit Qumran. ,,Die teksten zijn vaak individueel bestudeerd en niet in samenhang”, vertelt hij. ,,Ik heb beargumenteerd dat schrijvers doelbewust teksten samenbrengen op een rol of manuscript om kleine collecties aan te leggen, terwijl vroeger werd verondersteld dat het om hergebruik van materiaal ging.”
Het zijn dit soort kleine, op de materiële dragers van de teksten gebaseerde stapjes die het Dode Zeerollen-onderzoek steeds verder brengen. ,,Het helpt ons om inzicht te krijgen in hoe schrijvers zelf nadachten over het gebruik van die teksten”, zegt Aksu.
Het is complexe materie omdat we buiten de teksten niet zoveel weten over Qumran. Aksu: ,,Daar komt bij dat je niet op een statische manier naar de Qumran-gemeenschap kunt kijken. Het is een gemeenschap die zich over een periode van ruim twee eeuwen heeft ontwikkeld.”
Tijd een centraal begrip
Popović sprak in het verleden wel eens van ‘een geleerdengemeenschap’. ,,Dat plaatje zou ik er nu niet meer op plakken. Ik ben voorzichtiger geworden. Je ziet aspecten van geleerdheid, maar ook andere zaken. En er zit een ontwikkeling in. Het gevaar van zo’n label is dat je één aspect het geheel laat domineren.”
Arjen Bakker richt zich in zijn onderzoek vooral op ideeëngeschiedenis. ,,We zitten in het Dode Zeerollen-onderzoek nu in de fase dat het materiaal geïntegreerd moet worden in de brede geschiedschrijving.” Hij kijkt daarbij met name naar de Grieks-Romeinse culturele context, waarbinnen de teksten functioneerden.
Bakker zal op de publieksacademie iets vertellen over het thema ‘tijd’ in Qumran-teksten. Hij promoveerde op wijsheidsteksten, waarvan er in Qumran veel zijn gevonden, net als kalenderteksten. ,,Toen ik daarmee bezig was kwam ik erachter dat tijd een centrale rol speelt.”
‘De week komt rechtstreeks uit het jodendom’
Ook in Qumran werd op een filosofische manier nagedacht over hoe de werkelijkheid in elkaar zat, vertelt hij. ,,Daarbij werd de tijd als een basisprincipe gehanteerd om te verklaren waarom de dingen gebeurden zoals ze gebeurden en de volgorde waarin. Er werd op een heel abstract en hoog niveau over nagedacht.”
Dat gebeurde ook in de filosofische scholen in de Grieks-Romeinse wereld van die tijd. Bakker: ,,Het lijkt erop alsof er interactie is geweest, terwijl het gebruikte vocabulaire is ontleend aan ‘Bijbelse’ teksten. Er wordt op een eigen manier invulling aan gegeven. Dat is iets dat we geleerd hebben van de Dode Zeerollen.”
Het is onderzoek dat ook nieuw licht werpt op dingen die wij vandaag de dag vanzelfsprekend vinden, zoals de tijdseenheid week. ,,De week en het getal 7 komen rechtstreeks uit het jodendom”, zegt Bakker. ,,Dat gaat terug op het gebod om de sabbat te heiligen, het vierde van de tien geboden.”
Dat is een belangrijk inzicht voor de geschiedenis van het denken. Bakker: ,,De week is iets fundamenteels, dat ook nu nog in ons dagelijks leven een belangrijke rol speelt. Op vrijdagavond is onze werkweek voorbij en op zondagavond begint hij weer.”
‘We gaan geen Jantje of Marietje aanwijzen’
Terug naar de beginvraag: Wie schreef de Bijbel? ,,Die vraag blijft nog wel even onbeantwoord”, zegt Popović. ,,Met ons onderzoek naar de schrijvers in Qumran komen we wel in de buurt van de Bijbelschrijvers. We gaan geen Jantje of Marietje aanwijzen, maar wel: hoe gingen die mensen te werk? En er is een overlap wat betreft de schrijfcultuur: Daniël, een van de jongste boeken in de Bijbel, wordt gedateerd rond 160 voor Christus. En we hebben ook Dode Zeerollen uit die tijd.”
Uiteindelijk kan het onderzoek ons beeld doen kantelen, denkt Bakker. ,,We belichten een fundamentele periode uit de geschiedenis op een heel andere manier dan voorheen. Dit gaat over het ontstaan van het jodendom, het ontstaan van het christendom en de islam, die uit beide voortkomt. De Dode Zeerollen staan aan de basis daarvan omdat ze het oudste materiaal zijn dat we hebben.”
Arjen Bakker, Ayhan Aksu en Mladen Popović (vlnr), de drie onderzoekers van het Groningse Qumran Instituut die spreken tijdens de publieksacademie. Foto: Jan Willem van Vliet
De publieksacademie religiewetenschappen over de Dode Zeerollen vindt woensdag 27 september plaats in het Academiegebouw aan de Broerstraat 5 in Groningen. Sprekers zijn drie onderzoekers van het Qumran Instituut: prof. Mladen Popović, dr. Ayhan Aksu en dr. Arjen Bakker. De bijeenkomst begint om 19.30 uur. Toegang is gratis, reserveren kan op rug.nl/rcs/publieksacademie. Via een link op die site is de avond ook online te volgen en later terug te kijken. De publieksacademie is een samenwerking van de faculteit Religie, Cultuur en Maatschappij van de Rijksuniversiteit Groningen en deze krant.