Marechaussees te paard in Stadskanaal. Eén van de eerste plaatsen waar de marechaussees hun intreden deden in het onrustige Noorden.
Marechaussees moesten zo’n 130 jaar geleden wettelijke orde handhaven in Drenthe en (vooral Oost-)Groningen. Oude kazernes zijn nog in veel dorpen terug te vinden.
Twee arbeiders liggen levensgevaarlijk gewond bij de Strokartonfabriek Scholten in Sappemeer. Zes anderen hebben kogels in hun armen of benen of zijn geschampt. Het is maandag 2 januari 1893, cavalerist Fokke Bergsma en twee marechaussees trekken zich langzaam terug: ze hebben al hun munitie verschoten.
Het is de gewelddadige ontknoping na een onrustige week rondom de jaarwisseling. Die zaterdag daarvoor gaf ‘Travailleur’, het pseudoniem van anarchist Tjerk Luitjes, een lezing in een lokale kroeg. Er moest een rappe omwisseling komen, een revolutie om de uitzichtloze situatie van arbeiders te veranderen.
Toehoorders van dat soort preken zijn sinds enkele jaren uitgebuite, ontevreden en vaak jenever zuipende arbeiders. Ze werken in de opkomende gloriedagen van de aardappelzetmeel- en strokartonfabrieken als landarbeider op het Hogeland of in Drenthe waar nog veel brandstof in de vorm van turf gewonnen wordt. De lonen zijn laag, onder meer als gevolg van de opkomst van kolenmijnen in het zuiden. Deze nieuwe brandstof is goedkoper dan turf. Hoewel er veel gestaakt wordt voor betere lonen en arbeidsvoorwaarden, geven herenboeren en directeuren niet toe.
Dat leidt er toe dat er spanningen ontstaan tussen de arbeiders en de steenrijke elite.
Marrechaussees te paard voor hun kazerne in Nieuwolda (omstreeks 1915-1925)
Tussen 1888 en 1892 is er een ‘waslijst aan stakingen’ die gepaard gaat met het ingooien van ruiten en het plunderen van winkels, schrijven Jos Smeets en Guus Meershoek in ‘Nederlandse gendarmes, Twee eeuwen Koninklijke Marechaussee in portretten en sleutelmomenten. ‘Bollejagen’, een term die toen gebruikt werd voor deze veenstakingen, zijn heftig in 1888 weten ook de auteurs van 400 jaar Veenkoloniën.
Anders dan andere jaren wordt de staking dat jaar niet lokaal gehouden, maar regionaal aangewakkerd door socialistische leiders. Zij roepen op tot een algehele veenstaking, van Appelscha tot Vledderveen. Veldwachters zijn met te weinig man en bovendien niet mobiel. Zij kunnen nauwelijks iets doen tegen deze duizenden knoestige arbeiders die, tot ieders verrassing, daadwerkelijk een loonsverhoging afdwingen.
De schrik zit er goed in. Onder aanvoering van de socialisten kunnen de arbeiders blijkbaar succes boeken door te staken. Aanhoudende protesten zijn voor plaatselijke burgemeesters aanleiding om aan te dringen op extra veldwachters. Probleem is dat het in heel Nederland broeit, bovendien gaat het in het Noorden om uitgestrekte gebieden. Paarden zijn noodzakelijk. En zo verschuift de blik naar Brabant en Limburg. De industrialisatie is er enkele decennia eerder begonnen, marechaussees zorgen daar al langer voor de orde en een groot deel van hen doet dat te paard.
Bovendien zijn de marechaussees minder gewelddadig dan militairen: ‘wier optreden somtijds verbittert en die meer geëigend is om rustverstoringen te onderdrukken dan die te voorkomen.’
In 1889 vestigen de eerste 27 marechaussees zich in het Noorden, schrijven Smeets en Meershoek. Dat aantal is bij lange na niet voldoende voor het hele gebied. Maar deze uitbreiding, de tweede divisie, is het begin van de verdere ontwikkeling van de marechaussee tot landelijke eenheid. In de jaren daarna verrijzen in de veendorpen en aan hun randen tal van kazernes. Zoals in Groningen, Appingedam, Marum, Emmer-Compascuum, Klazienaveen en meer.
Na de bewuste lezing van Travailleur op oudjaarsdag 1892 staan militairen de aanwezige socialistische arbeiders op te wachten om hen te fouilleren. Velen van hen hebben revolvers, denken de autoriteiten.
Socialist en anarchist Tjerk Luitjes
Het gaat er hardhandig aan toe die avond, staat in een krantenverslag uit die tijd. De socialisten worden man voor man onderzocht. Wie blijft hangen, krijgt klappen met de kolven van geweren, zo hard dat twee wapens breken. Er worden geen revolvers gevonden.
Cavalerist Bergsma is één van de dienders die de klappen uitdeelt. Als hij enkele dagen later onbewapend bij de strokartonfabriek komt om stro te halen, herkennen de fabrieksarbeiders hem.
‘Dat is een dier kerels die ons gefouilleerd hebben!’, schreeuwt één van de arbeiders terwijl hij de militair bij de keel grijpt. Een menigte van dertig man belaagt hem, slaat zijn hoofd tegen een boom en probeert hem vast te binden aan een paal. ‘Verzuip hem direct!’ wordt geroepen. Bergsma ontkomt maar net aan wisse verdrinkingsdood in het ijskoude kanaal dankzij een drietal oudere arbeiders die tussen het gepeupel en de soldaat springen.
Maar daarmee is de kous niet af.
Bergsma wil proces-verbaal laten opmaken bij de marechaussee, tot wie hij zich wendt om hulp. Hij komt terug naar de fabriek met twee marechaussees om de ‘belhamels’ te arresteren. De arbeiders geven zich echter niet zomaar gewonnen en werpen een ‘regen van stenen’. Eén van de marechaussees loopt daarbij een hoofdwond op.
‘Op zelfbehoud bedacht’ schieten de belaagden achttien kogels de menigte in om zich daarna vanwege een ‘gebrek aan munitie’ terug te trekken.
De huzaren-luitenant S. van Overveldt trekt daarop met zijn ‘gehele macht’ van dertig man naar de fabriek, samen met de burgemeester Tunnijs Venema. Ze komen niet binnen, alleen de burgemeester en een aantal marechaussees mogen de fabriek in. Een drietal bekende socialisten wordt uiteindelijk opgepakt en meegenomen naar de gevangenis in Winschoten. Pieter Jelles Troelstra staat hen juridisch bij.
Burgemeester Tunnijs Venema van Sappemeer
De marechaussee voorkomt verdere ongeregeldheden. Alleen lossen enkele ‘dronken dames’ later die week nog schoten voor het huis van de burgemeester.
Het werk van de marechaussees is pittig: er ligt een constante dreiging van een ontvlammende staking op de loer. Kranten schrijven in die tijd veel over aanklachten van het Openbaar Ministerie tegen belagers van marechaussees die mishandeld of bijna vermoord worden. In maart worden twee opgepakte mannen veroordeeld na de aanklacht poging tot doodslag op de huzaar Bergsma, de een kreeg een jaar celstraf. De ander zes maanden.
Algemeen Handelsblad 11 maart 1893
Behalve de marechaussee socialistische onlusten de kop indrukt, pakt het korps in de jaren daarna ook misdadigers en criminelen op. Brandstichters, messentrekkers, dieven en fraudeurs: ze komen allemaal achter de tralies (en soms ontsnappen ze, zoals in 1907 toen de van brandstichting beschuldigde Jurrien Roossien opeens spoorloos was verdwenen uit zijn cel in Stadskanaal).
In Den Haag kijkt men tevreden naar het resultaat van het werk van de marechaussee. De tijdelijke posten worden vaste. Nieuwe gebouwen met stallen worden opgetrokken. Waar in 1889 volgens de socialistische krant De Social Demokraat nog zo’n tweehonderd marechaussees in dienst waren, was dat aantal in 1894 opgelopen tot ruim zevenhonderd. In de Staatsbegroting 1902 schrijft het ministerie dat ‘Het wapen in de Noordelijke Provinciën onmisbaar is te achten’, het aantal strafzaken daalt er en het gezag kan worden gehandhaafd: ‘hetgeen vroeger dikwerf niet mogelijk was.’ In Ter Apel mag de marechaussee van de Staat dat jaar worden uitgebreid.
Langzaam maar zeker brengen marechaussees zo met harde hand Orde en Wet naar de Veenkoloniën. Steeds meer kazernes verrijzen met bijhorende stallen voor de paarden.
Soms hebben rijke burgers zelf een actieve rol in het verrijzen van een kazerne. De directeur van de aardappelmeelfabriek bij Bareveld voelt zich zo onveilig dat hij gewapend met een revolver naar zijn fabriek gaat. Om de orde te brengen, lobbyt een speciale commissie van de fabriek voor een permanente kazerne. Daarvoor wordt groen licht gegeven in 1906. De kazerne wordt gebouwd aan het Eexterveenschekanaal, pal tegenover de pas gebouwde aardappelmeelfabriek Wildervank en Omstreken.
Marechausseekazerne van de brigade Koninklijke Marechaussee Bareveld in Eexterveenschekanaal.
Die fabriek staat er nog steeds, hoewel de bedrijvigheid er lang geleden stopte. Ook de oude marechausseekazerne staat er nog, uitkijkend op de fabriek. Eén van de huisjes is nog bewoond. Twee andere zijn in verval. Achter grote bomen en hoog gras schuilt ook nog de stenen schuur waar ooit de paarden van ‘de sterke arm’ in werden gestald.
In plaatsen als Ter Apel, Bellingwolde, Klazienaveen en Winschoten zijn de kazernes in betere staat, maar elders zijn die volledig verdwenen. Zo ook de kazerne in Hoogezand, waar ooit cavalerist Bergsma de hulp inriep van twee collega’s.