Luc van Krimpen bij de beschimmelde muur van zijn woning. Foto: Duncan Wijting
Gaat Groningen de huisjesmelker uitroeien? Een jaar na de invoering van ‘zijn’ nieuwe verhuurvergunning is wethouder Roeland van der Schaaf ervan overtuigd dat het kan. Maar dan moeten huurders die slecht behandeld worden wel aan de bel trekken.
„Ik word er nog gefrustreerd van als ik het teruglees”, zegt student Luc van Krimpen (22), terwijl hij zijn telefoon voor zich legt op het blad van zijn grote, ouderwetse bureau. Op het scherm staat de WhatsApp-geschiedenis tussen hemzelf en de beheerder van het huis waarin hij een kamer huurt.
De berichten gaan over zijn deur, die uit de scharnieren valt. Over lekkage, waardoor er water langs de muren loopt. Over de ketel, die kapot is, waardoor Van Krimpen en zijn vier huisgenoten zonder warm water zitten. De beheerder gaat de boel oplossen, zo belooft hij in augustus. Hij belooft het nog eens in september en in oktober, hij blijft beloven in november en december.
De ketel doet het ondertussen weer. Het lek zit er nog steeds, de muren zien groen van de schimmel. Je ruikt de muffe vochtlucht zodra je het huis in Paddepoel in het noordwesten van de stad Groningen binnenstapt. Van Krimpen maakt het weinig meer uit: binnenkort gaat hij studeren in Newcastle. En hij peinst er niet over om daarna in dit huis terug te keren.
Dit, slecht verhuurdersgedrag, is precies waar Groningen van af wil. De stad verzon een compleet nieuw vergunningenstelsel voor de kamerhuurmarkt, om vastgoedmagnaten en pandjesbazen hun leven te laten beteren. Op 1 januari ging het nieuwe stelsel in.
Verantwoordelijk wethouder Roeland van der Schaaf (PvdA) is niet ontevreden over 2019, het jaar van de eerste stapjes. Iedereen die aan studenten verhuurt of voor studenten bemiddelt, moest een vergunning aanvragen bij de gemeente. In totaal gingen zo’n 5500 mensen en bedrijven door de ambtelijke molen.
„Ongeveer een tiende was echt ingewikkeld”, zegt Van der Schaaf. „En er zijn een paar illegale situaties boven water gekomen, waar kamers aan studenten werden verhuurd terwijl dat niet mocht.” De rest ging betrekkelijk eenvoudig: was je al actief als verhuurder of bemiddelaar, dan kon je dat blijven. Maar nu met een extra papiertje, dat je kunt verliezen bij slecht verhuurgedrag.
Wat is dat eigenlijk precies? „Er is een lijstje, met vrij voorspelbare dingen”, zegt Van der Schaaf. „Te hoge huur vragen, de woning onvoldoende onderhouden, huurders intimideren.’’ De lijst staat, met opzet, nog voor allerlei toevoegingen open. „Sjoemelen met energie-indexen, bijvoorbeeld. Daar hadden we vooraf geen rekening mee gehouden, maar het past in de categorie slecht gedrag.”
Het vergunningstelsel moet vooral preventief werken. Dat lijkt het ook te doen. „We zien het aantal meldingen over verhuurders niet zozeer afnemen, maar ze worden wel anders. Het gaat minder over ernstige zaken als intimidatie, en vaker over bijvoorbeeld problemen met de internetverbinding.’’ Maar de wethouder beseft ook dat niet alles wat fout gaat, bij hem terechtkomt.
Luc van Krimpen hoort op 21 januari 2020 voor het eerst dat er zoiets als een Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag bestaat. „Hoe zit dat dan precies, met die nieuwe vergunning?”, wil hij weten. „En zou dat dan gelden voor de huisbaas of voor de beheerder?”
Binnen bij Luc van Krimpen. Foto Duncan Wijting Foto Duncan Wijting
Het huis waarin Van Krimpen woont is een beetje een geval apart. Hij huurt het samen met vijf anderen van een zekere meneer J. L’oihmi. Van Krimpen weet de voornaam van meneer L’oihmi niet, heeft hem ook nog nooit ontmoet, maar betaalt aan hem maandelijks de 325 euro huur voor zijn kamer.
J. L’oihmi laat het beheer van zijn pand in Paddepoel over aan het Groningse bedrijf Jansen Verhuur en Beheer. Beheerder Hugo Jansen weet dat L’oihmi in het zuiden van het land woont, dat hij ‘op dit moment bijna geen inkomsten heeft’ en dat hij niet met de krant in contact wil komen. Verder kent ook hij de huisbaas niet. Een rare situatie, erkent Jansen.
„Vanuit zakelijk oogpunt was het achteraf niet echt handig om met hem in zee te gaan’’, zegt hij. Hij deed het om L’oihmi uit de brand te helpen. Aanvankelijk bezat die het huis in Paddepoel samen met iemand anders. Die andere partij, zo ontdekte L’oihmi een paar jaar geleden, liet de woning verpauperen en drukte huur achterover. „Daarover loopt nu nog steeds een rechtszaak’’, zegt Jansen.
Zelf zou Jansen het pand het liefst van onder tot boven opknappen, zegt hij. Dat het er niet van komt, is te wijten aan het gebrek aan middelen van eigenaar L’oihmi. „Hij heeft gewoon geen geld om alles te repareren en te vervangen. Op dit moment zijn de kosten veel hoger dan de inkomsten.” Waarom blijft hij het huis dan verhuren in deze staat? „Om tenminste nog iets te verdienen.”
Is Jansen zich ervan bewust dat zowel hij als L’oihmi gemeentelijke sancties riskeren, met dit huis in deze staat? „Dat zou ik heel onterecht vinden”, zegt Jansen. „Alle andere huizen die ik beheer en verhuur, zijn piekfijn in orde. Dit is echt een uitzonderingssituatie.”
Binnen bij Luc van Krimpen. Foto Duncan Wijting Foto Duncan Wijting
Als Van Krimpen eerder had geweten van het vergunningstelsel en het meldpunt, had hij waarschijnlijk wel bij de gemeente aan de bel getrokken over zijn woning. Nu zit hij al tussen de verhuisdozen. Waarom zou hij er nog een punt van maken?
Wil de gemeente optreden tegen wangedrag van huisbazen, dan moet ze wel eerst van dat wangedrag op de hoogte zijn. Maar de meldingsbereidheid onder studenten is laag, merken zowel de gemeente als de Groninger Studentenbond (GSb).
„Dat voorzagen we allang”, zegt Jimmy Dijk, de voorzitter van de SP-fractie in de gemeenteraad. Hij wijst op de Huisjesmelker van het Jaar-verkiezing die ROOD, de jongerentak van de SP, jaarlijks organiseert. „Daar hebben ze altijd de grootste moeite om huurders voor de camera iets te laten zeggen. Ze durven niet.”
Dan zijn er ook nog studenten zoals Luc van Krimpen, die van geen meldpunt weten, of een klacht niet de moeite waard vinden. „Het is natuurlijk goed dat dat meldpunt er is”, vindt Dijk. „Maar de verantwoordelijkheid voor de handhaving moet niet bij die jongeren liggen.”
Hij pleit voor een inspectie die, vergelijkbaar met de onderwijs- of arbeidsinspectie, actief studentenhuizen bezoekt. „Een team van vijf à tien professionals”, suggereert Dijk. „Ze bekijken eens per jaar of de kamers in orde zijn. Hoeveel mensen wonen hier en hoeveel huur betalen ze? Hoe zit het met de brandveiligheid?” Daarnaast kunnen de inspecteurs studenten vragen naar het gedrag van hun huisbaas.
„Dat is helemaal geen gek idee”, reageert Michel Vols, hoogleraar openbare-orderecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. „In Den Haag bestaat al een jaar of tien zoiets, de Pandbrigade.” Vols adviseerde de gemeente bij het ontwerpen van het nieuwe vergunningenstelsel, en volgt met interesse hoe het zich in de praktijk ontwikkelt.
„Ik had niet verwacht dat ze meteen honderden vergunningen zouden intrekken”, zegt hij. „Dit soort wetten heeft altijd even tijd nodig. Kijk naar de Wet Damocles (die burgemeesters het recht geeft een pand te sluiten als er drugs worden aangetroffen, red.): dat kwam ook pas na een jaar of tien op gang.”
Binnen bij Luc van Krimpen. Foto Duncan Wijting Foto Duncan Wijting
Vols vermoedt dat de gemeente wacht op een makkelijk, duidelijk geval om tegen op te treden. „Dat zou verstandig zijn, dan heb je daarna een mooi voorbeeld om op terug te grijpen. Ik hoop wel dat de gemeente nu doorpakt. Groningen is voorloper met de invoering van dit systeem, het zou echt zonde zijn om het op handhaving door de vingers te laten glippen.”
Ook wethouder Roeland van der Schaaf is op zich gecharmeerd van een verhuurinspectie. „Er zijn alleen geen middelen voor”, verzucht hij. De gemeente heeft via de Woondeal weliswaar een bedrag van het rijk gekregen om te helpen bij de handhaving. „Maar dat is eenmalig, en niet genoeg om een heel team professionals van aan te nemen.”
Wel begint Groningen binnenkort waarschijnlijk een Steunpunt Huren, een onafhankelijke organisatie waar huurders met allerlei vragen en problemen terechtkunnen. „En ik zou wel willen doordenken of we misschien iets soortgelijks kunnen inrichten als de Haagse Pandbrigade, in combinatie met dat Steunpunt”, zegt Van der Schaaf.
Dat er doorgepakt moet worden, dat vindt Van der Schaaf in elk geval ook. „Dit moet meer worden dan een stuk papier. Ja, ik denk dat we slecht verhuurgedrag helemaal kunnen uitbannen. Een heleboel verhuurders gedragen zich sowieso al keurig. Een goede prijs betalen voor een goede kamer – dat moet de norm zijn.”