De keuken is de uitvalsbasis voor de vrijwilligers en professionals. Foto: Huisman Media
Professionele nachtzorg in hospices is niet vanzelfsprekend meer, door nieuwe ‘doelmatigheidsregels’. Maar nodig is die zorg wel. Dat vernam verslaggever Marcel Looden. Hij liep een nacht mee in het Sint Maartenhuis in Winschoten.
De avond is al ver gevorderd als de deur van het Sint Maartenhuis voor mij wordt geopend. Het Sint Maartenhuis is het hospice van Winschoten. Het staat in het zuiden van de stad, tegen het verpleegcentrum Vondelhuys aan en vlakbij een basisschool.
Ietwat beklemd gevoel
Op het plein van die school hoor ik overdag vaak kinderen joelen, daar is het jonge leven. Hier, in dit huis, verblijven mensen voor wie de dood dichtbij is. Die wetenschap maakt dat ik met een ietwat beklemd gevoel over de drempel stap.
Ik word ontvangen door Greet en Anneke. Twee van de ongeveer 50 vrijwilligers die het Sint Maartenhuis rijk is. Elke week zijn ze hier een dagdeel aanwezig, om de gasten te verzorgen. Ze bereiden maaltijden, bieden een luisterend oor en helpen op andere manieren de zieke mannen en vrouwen. Medische handelingen? Nee, die doen ze niet. Die verrichten verpleegkundigen als Ilona die vandaag verschillende keren is komen kijken. En de nachtverzorgende die zo meteen aan haar dienst begint.
Het Sint Maartenhuis, met alle kamers op de begane grond, is sinds 2004 het hospice van Winschoten Foto: Huisman Media
Ook veel vrolijkheid
Greet en Anneke vertellen met liefde over hun vrijwilligerswerk en benadrukken dat in dit huis ook veel vrolijkheid is. Ze doen hun verhaal in de kleine, knusse en propere keuken. Een kantoor heeft het hospice ook, een familiekamer, een bergruimte. En de twee kamers waarin de gasten verblijven. Momenteel zijn dat twee mannen. Ze kijken allebei naar een voetbalwedstrijd op televisie, het geluid daarvan dringt door de gesloten deuren heen.
Het Sint Maartenhuis
Het Sint Maartenhuis opende in 2004 de deuren en heeft twee bedden. Gemiddeld ontvangt de voorziening 25 gasten per jaar. ,,In de coronacrisis lag dat aantal lager maar vorig jaar verzorgden we 34 zieken’’, vertelt voorzitter Trijnko Pelgrim. ,,Ze komen vooral uit de regio maar soms ook van verder weg, bijvoorbeeld als ze hier familie hebben wonen. Met de professionale zorg overdag en ‘s nachts ben ik blij, met de vrijwilligers ook, zonder hen kunnen we niet.’’
Om half elf stapt Meina Smit het Sint Maartenhuis binnen. Zij is de nachtverzorgende die de komende uren over de zieken zal waken. Anneke en Greet vertellen aan haar hoe het de twee mannen in de afgelopen uren is vergaan en verlaten dan het hospice. Hun vrijwilligerswerk zit er voor vandaag op.
‘Doelmatigheid in de zorg’
Meina (,,Ja, zeg maar Meina’’) is 63 jaar en sinds de oprichting van het Sint Maartenhuis in 2004 hier nachtverzorgende. Zij is in dienst van de Stichting Oosterlengte die al jaren de professionele nachtzorg in dit hospice regelt. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet meer. Door landelijke afspraken over ‘doelmatigheid in de zorg’ moeten zorgaanbieders ‘zorgvuldig’ omgaan met de budgetten die zorgverzekeraars beschikbaar stellen. En daardoor gebeurde het elders wel eens dat er ‘s nachts geen professional in een hospice aanwezig was.
,,Dat kan dus niet’’, zegt Meina stellig. ,,Dat betekent dat vrijwilligers ook ‘s nachts aanwezig zouden moeten zijn en dat is niet verantwoord. Gelukkig gaat het hier zoals het hoort.’’ En daar is zij, geboren, getogen en woonachtig in Winschoten, gelukkig mee. Ze vertelt hoezeer ze van dit werk houdt, van het helpen en bijstaan van mannen en vrouwen op hun weg naar de dood. ,,Maar een huis van de dood is dit absoluut niet’’, verzekert ze. ,,Hier wordt juist optimaal geleefd.’’
Meina Smit verlaat een van de gastenkamers. Foto: Huisman Media
Medeleven, geen medelijden
Dan klinkt het geluid van een bel, en later nog eens. Het is half twaalf en de beide mannen vragen Meina om hulp. De ene heeft medische verzorging nodig, de andere moet naar de wc. Ik wijd mij aan enkele klusjes in de keuken en hoor hoe Meina omgaat met de zieken, hoe ze met de ene Gronings en met de andere Nederlands praat, op precies de juiste toon, die van medeleven maar geen medelijden.
Als ze de twee kamers weer verlaat, laat ze de deuren ervan op een kier staan zodat het geluid van de televisies luider klinkt. De stem van een nieuwslezer schalt uit het ene vertrek, die van een sportverslaggever uit het andere. Het is inmiddels middernacht maar aanstalten om te gaan slapen maken de gasten nog geenszins.
'Discussies over nachtzorg lopen nog steeds'
Jacqueline Tijhaar is coördinator netwerken palliatieve zorg Groningen en spreekbuis van de hospices in de provincie. Zij zegt dat de landelijke discussie over professionele nachtzorg in hospices nog altijd loopt. ,,In principe gelden nog altijd de afspraken over doelmatigheid in de zorg. Wat betekent dat zorgorganisaties alleen ‘s nachts iemand in mogen zetten in een hospice als dat echt nodig is. In de praktijk komt er op neer dat, als zich een probleem voordoet, hospices en zorgorganisaties met een zorgverzekeraar afspraken moeten maken over de nachtzorg.’’
Duistere, eenzame uren
Meina kijkt daar niet van op. Ze vertelt dat ze zieken wel tot 4 uur ‘s nachts wakker heeft zien blijven, elke nacht opnieuw. Misschien wel om te ontkomen aan het piekeren in die duistere, eenzame uren, aan het denken aan de dood.
Elk kwartier verlaat Meina de keuken om te kijken bij de zieken, of nog vaker als ze naar haar vragen. De twee gasten weten dat ik er ben, haar ‘hulp’ voor die nacht, en op een bepaald moment vraagt ze of ik kennis mag komen maken. De ene man wil dat niet, hij wil mij niet zien en niet met mij praten. ,,En dat is geen enkel probleem’’, vertelt Meina hem. Ze helpt hem vervolgens bij het naar bed gaan, hij gaat slapen.
De andere man wil mijn gezelschap wel. Ik stap zijn kleine kamer binnen die van alle gemakken is voorzien: meubilair, een televisie, een eigen wc, natuurlijk een bed. Hij zit in een stoel en heeft duidelijk zichtbaar pijn. Welke ziekte hij precies heeft, weet ik niet. Meina en ik zetten ons bij hem neer. Hij stelt mij enkele vragen, ik stel enkele aan hem.
Godfried Bomans
En dan begint hij te vertellen, over zijn leven. Godfried Bomans komt voorbij, de Dutch Swing Colllege Band, zijn beroepswerkzaamheden en meer. Hij vertelt en vertelt, hij put uit het grote reservoir aan mooie herinneringen dat kennelijk in zijn hoofd zit en geniet daar zichtbaar van. Zijn ogen twinkelen, hij fleurt op, hij lacht en wij lachen. Het is alsof een klein wonder geschiedt; het is plots reuze gezellig in die ziekenkamer, de dood lijkt heel ver weg te zijn.
Een geruime tijd later verlaat ik de kamer en blijft Meina nog wat bij hem zitten. En weer verneem ik op afstand hoe belangrijk haar aanwezigheid is, hoe ze steeds de juiste snaar weet te raken en de zieke op zijn gemak stelt.
Medisch materiaal
Uiteindelijk, het holst van de nacht is inmiddels daar, gaat ook hij slapen. Het is nu stiller geworden in het Sint Maartenhuis. Door het raam van de familiekamer, waar familieleden van zieken kunnen slapen of bij elkaar zitten, zie ik dat de wereld buiten ook slaapt. Het werk van Meina gaat intussen door. Elk kwartier kijkt ze bij de gasten, een keer wordt ze door hen geroepen. De ene heeft pijn, de andere problemen met zijn medische apparatuur. Tussen die bezoeken door sorteert ze ook nog een lade met medisch materiaal die ze alleen met een speciale code kan openen. Ze vertelt over al het mooie en minder mooie dat ze al beleefde in dit huis, over haar onwrikbare liefde voor dit vak.
Meina moet nog enkele uurtjes werken als mijn dienst er op zit en ik het Sint Maartenhuis verlaat. Ik stap een milde, nevelige nacht in waarin je de lente al voelt. De lente... Zullen die twee mannen die nog beleven? Ik weet het niet. Wat ik vannacht wel te weten ben gekomen, is dat nachtverzorgenden als Meina onontbeerlijk zijn in hospices. En wat ik ook weet, is dat ik zo-even geen huis van de dood heb verlaten maar een huis waarin inderdaad optimaal wordt geleefd.