Aan de blaadjes van de klimop zie ik dat het een beetje waait. Ik ben in de kamer, waar het stil is. Nog even geen tv, geen radio, of gerommel van vrouw of zoon die de kamer in komt en in de keuken ontbijt voor zichzelf maakt.
Ik hoor alleen het malen van de vaatwasser en de kat die miauwt, omdat ze op mijn deken wil en daarna op de leuning van de bank gaat liggen, de blik gericht op de tuin.
De bomen zijn kaal, de lucht is grijzig. Over een paar dagen is het Kerst en dan nog wat dagen dan is het nieuwjaar. Vrouw en zoons hebben reeds vakantie, ik nog niet.
Ik had kunnen uitslapen. Maar ik ben geen uitslaper. Wel geweest, lang geleden, maar nu niet meer. Dus zit ik ook op dagen dat we niks hoeven om 7 uur aan de grote tafel de krant te lezen, of lig op de bank met een boek of laptop op schoot.
De avond ervoor was de kerstborrel. Die had ik een paar jaar niet bezocht, maar was blij er weer bij te zijn. Veel gelachen, omdat er prijzen voor van alles en nog wat worden uitgereikt en wij het jaar en onszelf met een grap en een grol bezien.
Terwijl de meesten gingen voor de nazit in een ander café liep ik door de verlichte stad naar het hoofdstation, waar ik heel lang alleen stond te wachten op de bus naar ons dorp.
Thuis schoof ik aan bij mijn vrouw en haar vriendinnen, die bij ons hadden gegeten, daarna keken we een serie, vielen in slaap en zeven uur later ging ik weer van bed.
Ik nam een kop thee, besmeerde twee plakken suikerbrood, las even de krant en ging op de bank zitten, in een nog lege en stille kamer, kijkend naar een nog kale en stille wereld.