Twee reeën per dag komen er gemiddeld om in de provincie Drenthe door aanrijdingen. Foto: Marco Keyzer
Mag de provincie Drenthe reeën laten afschieten in het kader van de verkeersveiligheid? Dat was de vraag die dinsdag centraal stond bij de bestuursrechter in Groningen. De dierenwelzijnsorganisaties Fauna4Life en Animal Rights vinden van niet. Zij stellen dat de noodzaak van afschot onvoldoende is aangetoond.
Jaarlijks komen in de provincie Drenthe gemiddeld 768 reeën om door aanrijdingen. Dat is in de eerste plaats sneu voor de dieren zelf, maar volgens de Faunabeheerenheid Drenthe is hiermee ook de verkeersveiligheid voor Drentse weggebruikers in het geding. In het Faunabeheerplan Ree Drenthe zou het aantal omgekomen reeën door verkeersongevallen niet hoger mogen zijn dan zes procent van de totaalpopulatie, volgens laatste tellingen circa 10.000 reeën.
Er is volgens Faunabeheer een duidelijke relatie tussen de grootte van de populatie reeën in Drenthe en het aantal aanrijdingen. Daarom pleit de organisatie voor het jaarlijks afschieten van reeën. Het college van Gedeputeerde Staten verleende daar een ontheffing voor in september 2023. Die vergunning werd dinsdag betwist in een rechtszaak bij de bestuursrechter in Groningen.
Onvoldoende verband
Een soortgelijke zaak speelde vorig jaar oktober voor de rechtbank Zeeland West Brabant. De provincie Zeeland kon uiteindelijk onvoldoende hard maken waarom het afschieten van reeën noodzakelijk was voor de veiligheid van weggebruikers. De Zeeuwse ontheffing werd vernietigd door de rechtbank.
Fauna4Life en Animal Rights stellen zich op het standpunt dat het verband ook in Drenthe onvoldoende wordt aangetoond. De organisaties haalden daarbij een passage aan uit het Faunabeheerplan Drenthe 2024-2029. In het rapport staat letterlijk: ‘De aard van de verzamelde gegevens maakte een analyse van het effect van afschot op de dichtheid van reeën niet mogelijk.”
‘Zwak positief verband’
Die zin prikkelde ook de nieuwsgierigheid van rechter Van den Berg. Zij vroeg aan de gedaagde partijen hoe zij hun eigen analyse zagen. „Het is een statistische toetsing. Wij werken met trendtellingen en valwild registraties (de registratie van door ongelukken gewond geraakte of gedode wilde dieren, red.)”, aldus Nikkie van Grinsven namens de Faunabeheereenheid Drenthe. „Misschien is het zwak positief, maar er is wel degelijk een positief verband tussen de populatie reeën en het aantal aanrijdingen.”
Advocaat Daisy Delibes wilde namens Fauna4Life weten of er wel voldoende andere maatregelen waren getroffen om te zorgen dat reeën uit de buurt van het verkeer zouden blijven, zoals wildrasters, wildspiegels of de bouw van ecoducten. Ook vroeg ze zich af waarom de vergunning geldt voor de hele provincie, terwijl uit het Faunabeheerplan blijkt dat in sommige gebieden de kans op aanrijdingen aanmerkelijk hoger is dan in andere delen van Drenthe. „Reeën houden geen rekening met gemeentelijke of provinciale grenzen”, wierp Van Grinsven tegen.
Afschot boven maatwerk
In een serie vragen trachtte bestuursrechter Van den Berg uit te vissen waarom een generieke maatregel als afschot van reeën boven maatwerk ging. Maar daar kreeg ze van de woordvoerster van de provincie Drenthe geen helder antwoord op. „Dit wekt de indruk dat andere maatregelen niet voldoende zijn benut”, concludeerde rechter Van den Berg.