Leliebollenteelt in de buurt van Hooghalen. Foto: Kees van de Veen
Telers van leliebollen ontkomen er op termijn niet aan dat de provincie extra regels aan hun activiteiten stelt, zoals spuitvrije zones. Maar kritische omwonenden zullen wel geduld moeten oefenen.
Geen provinciale regels voor de landbouw bovenop de landelijke. Dit rotsvaste uitgangspunt van het Drentse provinciebestuur lijkt nu toch wat aan erosie onderhevig. Tijdens de discussie woensdag over het veelbesproken rapport van de Noordelijke Rekenkamer over de leliebollenteelt, gaf gedeputeerde Jisse Otter (BBB) aan dat er op den duur wel provinciale regelgeving zit aan te komen.
Handboek met regels
De provincie werkt bijvoorbeeld aan een Omgevingsvisie, dat is een soort handboek met regels en voorschriften voor de ruimtelijke ordening. Bovendien is er de plannenmakerij voor het landelijk gebied, waarbij het gaat om minder stikstof, schoon water en een mooie leefomgeving. Bij deze processen zullen ook voorschriften voor lelietelers aan de orde komen, zoals spuitvrije zones bij woongebieden en buffers langs natuurgebieden.
In gebieden waar veel lelietelers actief zijn, lopen de gemoederen soms hoog op. Omwonenden vrezen gevolgen voor hun gezondheid van de relatief grote hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen die de telers gebruiken. Weliswaar houdt het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) toezicht op het gebruik van de middelen, volgens de critici gebruiken de telers vaak een cocktail van stoffen en is er te weinig bekend over wat die combinatie van pesticiden aanricht.
Het provinciebestuur gaat niet over de vraag wat akkerbouwers doen met hun grond en dus ook niet over welke middelen zij mogen gebruiken. Volgens de Rekenkamer heeft het echter wel bevoegdheden op het gebied van de ruimtelijke ordening en maakt het daarvan geen gebruik.
Otter was, net als de fracties van BBB en VVD, aanvankelijk bepaald niet te spreken over het Rekenkamerrapport. „Het rapport deed het voorkomen alsof wij de belangen van telers belangrijker vinden dat de gezondheid van omwonenden”, zei Otter. „Daarover hebben we een stevig gesprek gevoerd met de Rekenkamer.”
Ook fractievoorzitter Gert-Jan Schuinder vond het rapport van de Rekenkamer te politiek gekleurd, maar hij verklaarde dat zijn fractie en de Rekenkamer ook tijdens een gesprek de vredespijp hebben gerookt.
De provincie zit niet op de handen bij de leliebollenteelt, benadrukte Otter. Hij wees op de vele innovaties in deze sector en op het project duurzame bollenteelt, waaraan de provincie samen met het landbouwministerie, waterschappen en landbouworganisaties werkt. „Er zijn tegenwoordig machines die onkruid herkennen en verwijderen”, verklaarde hij, en de leliebollen worden steeds meer resistent tegen ziekten. „Zo dringen we de schadelijke gevolgen al behoorlijk terug.”
Hiermee wist Otter niet alle critici tevreden te stellen. De linkse fracties in het Drents Parlement vinden, net als omwonendenvereniging Meten=Weten, dat hij meer werk moet maken van het voorzorgsprincipe. Ook al zijn de negatieve gevolgen voor de gezondheid niet 100 procent bewezen, toch zou de provincie sneller handelend moeten optreden. Maar ook het rechtse JA21 drong aan op strengere provinciale regels. „We moeten de economische voordelen van de teelt in balans brengen met de bescherming van onze inwoners”, aldus Dick van den Brand van JA21.