Een van de gasvelden bij Assen. Foto: Archief/ Marcel Jurian de Jong
De Raad van State ziet geen rechtvaardiging voor uitbreiding van de omgekeerde bewijslast naar alle mijnbouwactiviteiten in Nederland. Het adviesorgaan geeft als reden dat schade buiten het Groningenveld meestal niet door mijnbouwactiviteiten ontstaat.
Dat advies deed de Raad van State (RvS) in opdracht van Hans Vijlbrief, de staatssecretaris van Mijnbouw in het vorige kabinet. Hij wilde meer duidelijkheid over de juridische uitvoerbaarheid van de maatregel, nadat de Tweede Kamer in maart 2024 instemde met een plan dat voor heel Nederland de omgekeerde bewijslast moet gelden. Het idee achter dat plan is dat mijnbouwbedrijven moeten zorgen voor schadeafhandeling en gedupeerden beter beschermd moeten worden. Dit naar aanleiding van de harde lessen die zijn geleerd in Groningen en Noord-Drenthe.
Bij omgekeerde bewijslast, ook wel het wettelijk bewijsvermoeden genoemd, wordt op voorhand vanuit gegaan dat de fysieke schade aan huizen wordt veroorzaakt door mijnbouw. Op dit moment geldt dat voor schade door gaswinning in Groningen en een deel van Drenthe, maar niet daarbuiten. Die eerste groep kan schade melden bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Schadeafhandeling in de rest van Nederland wordt geregeld door de Commissie Mijnbouwschade (CMS).
Die verschillen vinden inwoners en bestuurders in Drenthe niet eerlijk: zij willen eenzelfde afhandeling van mijnbouwschade en vinden het niet uit te leggen dat het soms enkele kilometers verderop anders geregeld is.
Situatie anders in Groningen
Maar de RvS oordeelt nu dat er niet genoeg redenen zijn voor zo’n uniforme regeling. In Groningen is de situatie anders vanwege de problematiek, het grote aantal schades en de overeenkomsten tussen die schades.
‘Buiten het Groningenveld vinden niet in grote mate aardbevingen of andersoortige bodembewegingen als gevolg van mijnbouwactiviteiten plaats. In gevallen waarin bodembeweging in Nederland tot schade leidt, heeft deze meestal een andere oorzaak dan mijnbouwactiviteiten. Vaak hangt de schade samen met de omstandigheden in het gebouw en de fundering’, staat in het advies.
Sinds het bestaan van de Commissie Mijnbouwschade (CMS) zijn er 650 schademeldingen ingediend, waarvan bij 14 geconcludeerd werd dat er een verband was tussen schade en een aardbeving. Dat was bij het kleine gasveld Eleveld, vlakbij Ekehaar.
Ook het verlichten van de bewijslast van schademelders is volgens de RvS geen legitieme reden voor verruiming. Met het oprichten van de CMS in 2020 is de bewijslast van gedupeerden al overgenomen, benadrukt het adviesorgaan. Waar inwoners eerst zelf schade moesten zien te bewijzen, is het nu aan die commissie om een verband met mijnbouw aan te tonen.
‘Risico op teleurstelling bij burgers’
Bovendien, stelt de RvS, is niet te verwachten dat door uitbreiding vaker schade wordt uitgekeerd. De RvS denkt dat mijnbouwexploitanten vaak zullen kunnen bewijzen dat zij de schade niet hebben veroorzaakt. „Het risico is dan ook dat de uitbreiding vooral uitloopt op teleurstelling bij burgers die schade melden als gevolg van onjuiste of onrealistische verwachtingen.”
Andere maatregelen wel mogelijk
Het adviesorgaan wijst wel op andere maatregelen om de schadeafhandeling te verbeteren. Diezelfde aanbevelingen deed de Commissie Mijnbouwschade eerder al. Zo is het advies om de termijn waarbinnen gedupeerden schade moeten melden te verruimen. Nu kan dat tot twaalf maanden na een beving, terwijl de aansprakelijkheid van de mijnbouwonderneming tot op zijn vroegst vijf jaar na die beving loopt.
Ook zou het volgens de RvS beter zijn wanneer andere eigenaren van gebouwen zich ook kunnen wenden tot de commissie. Nu is dat alleen het geval bij huizen van particuliere eigenaren of kleine bedrijven.
Of het advies van de Raad van State wordt opgevolgd, is aan het huidige kabinet.