Een scholekster heeft eieren gelegd op het dak van de voetbalkantine van Asser Boys. Op de foto loopt de vogel snel bij het nest weg. Foto: Marcel Jurian de Jong
De scholekster is een slimmerik. Hij past zich razendsnel aan en strijkt steeds vaker in steden neer om te broeden. Toch lopen de aantallen van deze weidevogel nog altijd stevig terug, daarom is 2023 het ‘Jaar van de Scholekster’.
Bruin-met-zwarte spikkels. De scholekstereitjes vallen niet op tussen het grind op het dak van voetbalvereniging Asser Boys. Hier broedt al tien jaar lang elk voorjaar een paartje. Dit dak is misschien wel de meest succesvolle plek van de stad: talloze kuikens werden hier groot dankzij de sappige regenwormen in het voetbalveld.
„Een vetpot”, lacht Bert Dijkstra (52) die sinds 2008 scholeksters op daken in Assen onderzoekt. „Een enkele keer zijn hier wel vier jongen groot geworden. Dat is echt heel uniek.” Door zijn verrekijker tuurt hij samen met zijn medevogelaar Rinus Dillerop (55) geïnteresseerd naar het dak van de voetbalclub.
Zoekplaatje: zie jij de eitjes liggen? Foto: Marcel Jurian de Jong
Beide mannen, vogelonderzoekers, begonnen vijftien jaar geleden met de monitoring van scholeksters op daken in Assen, omdat ze merkten dat de vogels er steeds vaker broedden. Sindsdien ringen ze de zwart-witte vogel, met kenmerkende lange rode snavel en rode oog, en houden ze bij hoeveel er groot worden.
Aanpassers
De scholekster is niet zo’n piet-precies. Het is een aanpasser pur sang. De wetenschappelijke naam Haematopus ostralegus betekent letterlijk bloedroodpotige oesterverzamelaar. Met andere woorden: het is een kustvogel met mosselen en kokkels in het dieet. Maar al decennialang wonen de dieren niet uitsluitend meer aan de kust. Scholeksters die nog wel langs de kust voedsel zoeken hebben een stompere snavel, als een beitel, om de scheldieren open te krijgen. Zoekt de scholekster meer wormen, dan is de snavel puntiger.
Het boerenland, waar de bonte piet van oudsher veel broedt, is niet langer meer favoriet. De ekster krijgt in de weilanden steeds minder vaak een nestje kuikens groot. Zonder bescherming kunnen nesten sneuvelen door ploegende trekkers of talloze roofdieren zoals de vos. Maar ook als de nesten succesvol zijn, verdwijnen ze vaak alsnog. Dat komt mogelijk door een tekort aan voedsel, vertelt Dijkstra. „In droge jaren krijgen weidevogels als de scholekster echt een tik.”
Daarom wijkt het dier steeds vaker uit naar de beschutte daken op industriegebieden. Daar hebben ze goed overzicht en vinden ze eten op grasveldjes langs straten. Niet langer zoekt de scholekster alleen nog emelten en wormen, maar ook kevers, mieren of spinnetjes die tussen de naden van deuren zitten. De reden dat deze strategie voor deze vogel werkt, is dat de scholekster haar jongen op het nest voedt. Anders dan kievit- of gruttojongen die zelf rondhollen op zoek naar vliegjes en insecten.
Het succes van het dakbroeden is overweldigend, vertelt Dijkstra. „Tussen 2008 en 2019 is het aantal scholeksters in Assen verdubbeld, daarna stabiliseerde de stand. Inmiddels lijken alle geschikte plekken wel bezet. Sinds 2008 zijn hier ruim 440 jongen groot geworden in Assen. Een groot deel komt niet terug, maar broedt weer elders.” Veel kuikens die in Assen groot zijn geworden, broeden nou zelf weer op daken in Assen, Groningen, Stadskanaal, Emmen, Leek en Veendam.
Amateur-ornithologen Bert Dijkstra (52, rechts) en Rinus Dillerop (55, links) zoeken naar scholeksters op de daken. Ze houden de vogels al sinds 2008 in de gaten op de Asser daken. Foto: Marcel Jurian de Jong
Deze rage onder scholeksters trekt ook de vogels aan die tot dusver altijd in het weiland broedden. „Hun nesten werden leeggegeten door roofdieren. Daarom trekt een deel weg en voegt zich bij ‘stadse’ scholeksters waar structureel veel meer kuikens groot worden.”
Bij de voetbalclub zijn ze trots op ‘hun’ scholeksters die hier al tien jaar terugkomen. Het ‘vaste’ vrouwtje bleek dit voorjaar niet terug te keren, maar nu heeft de weduwnaar een andere dame op zijn buitenverblijf uitgenodigd. Aandoenlijk is dat de kuikens ieder jaar, als ze groot zijn geworden en de sprong van het dak hebben gewaagd, nog een tijd lang rondscharrelen op het terrein. Bij drukte of slecht weer vluchten ze onder dug-out van het hoofdveld.
Jaar van de scholekster
Het lijkt een mooi en positief verhaal. Maar er zit een rafelrandje aan. Want het aantal scholeksters loopt – net als bij andere weidevogels – nog altijd keihard terug. Op het hoogtepunt in 1985 werden er zo’n 260.000 scholeksters in Nederland geteld. Vandaag zijn het er volgens cijfers van Sovon nog maar zo’n 110.000. De verdrietige vuistregel: elke generatie halveert het aantal scholeksters. Dat is ook in omliggende landen het geval.
Daarom hebben Sovon en de Vogelbescherming dit jaar omgedoopt tot het ‘Jaar van de Scholekster’, evenals in 2008. Die titel vestigt ook de aandacht op onderzoek: wetenschappers zijn actief bezig met het vinden van verklaringen en oplossingen voor de terugloop.
Ondertussen proberen vrijwilligers als Dijkstra en Dillerop alles wat ze kunnen om nieuwe plekken voor scholeksters te creëren. Bijvoorbeeld door broedbakken met schelpen en grind op platte daken te leggen. Want grinddaken komen steeds minder voor en op een ‘zwarte woestijn van dakleer’ kan het dier geen nest maken.
Verder maken de vogelaars schuilplaatsen op daken, waar de kuikens bij felle zon of gevaar naartoe kunnen. Hitte, honger of gevleugelde vijanden noodzaken een kuiken om al eerder van het dak af te springen, terwijl de diertjes meer overlevingskans hebben als ze dat later in hun ontwikkeling doen. In de praktijk zien Dijkstra en Dillerop nu nog dat erg veel kuikens de sprong van het dak niet overleven.
Ook een interventie op het platteland
En helpend handje aan scholeksters wordt niet alleen geboden op het platte dak in de stad. Maar ook middenin het boerenland, waar de vogel steeds vaker schittert door afwezigheid.
Willem Renkema zet afgedankte verkeersborden op de kop in het plasdrasgebied bij Enumatil. Daar kan de scholekster broeden. Foto: Wouter Hoving
Piet, piet. Piet, piet. Willem Renkema (67) kijkt op het Groningse platteland bij het dorp Enumatil over het uitgestrekte boerenland en spitst zijn oren bij dat geluid. „Daar zit hij: de scholekster. Oh, en kijk daar! Twee grutto’s”, wijst hij. De vogels nestelen pal naast een plas water. „Dat natte land werkt echt als een magneet”, weet Renkema, die al jarenlang weidevogelvrijwilliger is bij Collectief Groningen West.
Met een driehoekig verkeersbord loopt hij naar een andere plas in een naastliggend weiland. Daar zijn nog geen weidevogels aan het broeden. Het bord waarschuwt voor slipgevaar. „Wel toepasselijk”, lacht Renkema terwijl hij door het zompige grasland sjouwt. Middenin een diepe plas schroeft de weidevogelfanaat het verkeersbord op de kop op een paal. Hij gooit er zand, steentjes en schelpen op.
Als finishing touch gooit hij aan het eind nog wat plukjes gras erbij. Zou dat het scholeksterhotelletje nog wat aantrekkelijker maken? „Geen flauw idee. Het is nog een beetje pionieren, hè?”
Vogelvrijwilliger Willem Renkema vult het verkeersbord met schelpjes en steentjes om de scholekster tot broeden te verleiden. Foto: Wouter Hoving
Van twintig naar veertig
Enfin, hierop mag de scholekster dankbaar nestelen. De weidevogelorganisatie in het Westerkwartier zet op veel meer plekken zulke borden neer, altijd in een plas water. Op die hoogte is de bonte piet heer en meester. Vos, kat noch hermelijn komen vanwege het water makkelijk bij de eieren. Kraai en buizerd kunnen dat natuurlijk nog wel, maar ook daarvoor vreest Renkema niet. ,,De scholekster is fel hoor. Bovendien: hij kan makkelijker gezien worden op zo’n verkeersbord, maar hij kan zélf ook extra goed om zich heen kijken.”
Vorig jaar plaatste het Collectief Groningen West twintig omgekeerde verkeersborden als broedplateaus voor de scholekster. Dat liep gesmeerd: scholeksters, maar ook kokmeeuwen en een visdief streken erop neer, bouwden een nest en kregen jongen. Daarom breidt de weidevogelclub dit jaar uit van twintig naar veertig borden in het boerenland.
Toekomst
Ook op de daken in Assen zien Dijkstra en Dillerop dat meer vogels beginnen uit te wijken. Dillerop: „Op een mossig grinddak van het industriegebied Graswijk zat ooit eens een combinatie van een kievit, scholekster, visdief en een plevier.”
Visdief op verkeersbord in Westerkwartier. Foto: Anne-Jan Staal
Maar de hamvraag is natuurlijk: gaat het dak- of paalbroeden de scholekster ‘redden’? ,,Het resultaat is bemoedigend, maar te mager om de dalende lijn te stoppen”, denkt vogelonderzoeker Dijkstra. „Daarvoor heb je ook te weinig geschikt gebied in steden.”
Zo kent Assen ongeveer 900 hectare aan geschikt broedterrein voor de scholeksters, berekende Dijkstra ooit eens. Dat klinkt als heel wat, maar is peanuts op provincieniveau. De prettige nestplekjes op grinddaken in Assen zijn elk jaar bezet. Als een oud paartje verdwijnt, bijvoorbeeld door een aanrijding – want verkeersslachtoffers heb je nogal eens in de stad – dan nemen nieuwe scholeksters hun intrek op die broedplek.
De stadspopulaties zorgen er in ieder geval voor dat de scholekster nooit helemaal zal verdwijnen, denkt Dijkstra. „Er zullen in het binnenland altijd wel kleine populaties voort blijven bestaan in dorpen en steden.”
Heb je een scholekster op het dak? Meld het dan hier en help onderzoekers als Bert Dijkstra en Rinus Dillerop een handje.