Rients Faber wacht al vijf jaar op de versterking van zijn monumentale pand in Appingedam. Foto: Anjo de Haan
Ondernemer Rients Faber wacht al jaren op de versterking van zijn pand in Appingedam. Woensdag deelt hij zijn ervaringen tijdens een bijeenkomst in Groningen. „Ik begrijp het niet, gekkenwerk.”
Het oogt wat treurig, het leegstaande statige pand van koffie- en theehuis ‘t Gouden Appeltje in hartje Appingedam. Elke voetstap galmt door de enorme ruimtes van het monumentale gebouw midden in het aardbevingsgebied. Het moet worden versterkt. Rients Faber (50) is in oktober vertrokken, maar weet nog niet wanneer hij met zijn zaak in het pand kan terugkeren.
Faber is woensdagmiddag aanwezig bij een bijeenkomst van Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen en andere onderzoeksbureaus in het Forum in Groningen. Hij komt vertellen over zijn ervaringen als ondernemer in het aardbevingsgebied. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het midden- en kleinbedrijf in de gaswinningsregio een vergeten groep is.
‘Vervelend voor de eigenaar’
Faber kan het weten, want hij wacht inmiddels vijf jaar op versterking. Destijds kocht hij het Gouden Pand, een Rijksmonument uit omstreeks 1800, met de bedoeling er een bed and breakfast van te maken. Faber wist dat versterking eraan zat te komen, waarschijnlijk binnen een jaar.
Dat werd uitgesteld. En nog eens. Later werd de verbouwing voor onbepaalde tijd op pauze gezet. Bij de versterking van een Rijksmonument komen veel regels kijken, zo bleek. Dankzij een idee van zijn dochter besloot Faber in 2022 om koffie en thee te verkopen vanuit het pand, zodat hij toch een verdienmodel had tot hij zijn bed and breakfast kon beginnen.
In de ramen hangen grote posters van de NCG waarop staat dat het pand wordt versterkt. Foto: Anjo de Haan
In oktober vorig jaar leek de versterking eindelijk te kunnen beginnen. Toch volgde meer vertraging. Inmiddels wil de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) in mei dit jaar van start gaan. Een woordvoerder van de NCG erkent dat het project lang duurt: „Dat vinden we vervelend voor de eigenaar.”
De huidige planning leek bijna in de soep te lopen door een gierzwaluwkolonie in het dak. De beschermde diersoort mag tussen mei en september niet verstoord raken. Faber wees daar meerdere keren op. „Een paar weken geleden zei de NCG dat ze in mei met het dak wilden beginnen. Hóé dan? Had ik nog duidelijker moeten zijn? Ik begrijp dat niet. Gekkenwerk.” Nu begint de aannemer eerst aan de binnenkant en wordt het dak later aangepakt.
‘Komt door de regeltjes’
Faber krijgt misgelopen inkomsten vergoed van de NCG en is daar blij mee. „Maar het duurt gewoon héél lang. Mijn accountant diende vorig jaar ruim op tijd een overzicht van inkomstenderving in. Ik kreeg pas in januari de vraag of ik voor maart nog extra gegevens wil aanleveren voor een externe partij die het controleert. Nu moet ik dat nog gauw afhandelen.”
De theehuishouder is positief over de bewonersbegeleiders van de NCG, maar hekelt de bureaucratie die volgens hem de oorzaak is van de lange wachttijden. „Het lijkt wel alsof ik de eerste ondernemer ben die in de versterking zit. Ze moeten elke keer opnieuw het wiel uitvinden. Dat komt door de regeltjes. Absoluut. De NCG kan daar weinig aan doen, maar wat wel zou kunnen is om mij beter door het proces te loodsen. Bij het handje nemen en stap voor stap alles duidelijk maken. Ontzorgen.”
Faber merkt dat de aanhoudende onzekerheid zijn tol begint te eisen. Hij heeft last van oorsuizen en slechthorendheid door de ziekte van Menière. Hij moet eigenlijk stress zien te vermijden, omdat de klachten anders verergeren. „Dat lukt niet. Ik moet overal bovenop zitten”, zegt Faber.
Hij probeert positief te blijven: „Je moet een heel lange adem hebben, maar het komt wel goed. Als ze helemaal klaar zijn, hebben we hier een juweeltje.”