Na het autobiografische ‘Aan mij heb je niks’, is ‘Boedel’ het tweede boek dit jaar van Gerbrand Bakker (het derde zelfs als je het bibliofiele ‘Krokodil in Drenthe’ meerekent dat hij voor de Stichting literaire activiteiten in Drenthe schreef).
Boedel is het logische vervolg op het mooie deel in de reeks Privé-domein. Een van de lijnen in Aan mij heb je niks was het langzame stervensproces van de moeder van Bakker. In Boedel wordt haar huis leeggehaald en verdeeld onder de kinderen.
Aan een huis dat leeggeruimd moet worden, kleven vele herinneringen en het ligt voor de hand dat je dan al snel in de nostalgische gevoelens blijft hangen. De nuchtere toon van Bakker, die we kennen uit zijn romans en autobiografische werken, voorkomt dit echter. Het proces van herverdeling onder de kinderen wordt regelmatig onderbroken door beschrijvingen met foto’s van concrete voorwerpen.
Pottenbakkerij in Friesland
De boedeltaxateur heeft vooraf het huis bekeken en overal waarde aan toegekend, zodat de verdeling financieel een beetje eerlijk verloopt. Hij heeft ook weleens wat overgeslagen, zoals een asbakje waardoor Bakker zich een uitstapje naar pottenbakkerij in Friesland herinnert. Dat is dan ook meteen de waarde ervan. ‘Misschien ga ik hem wel in gebruik nemen. In een kringloopwinkel is dit typisch zo’n ding dat maar één euro kost.’
‘Oudste broer, buurbroer, ik, zus, Duitse broer, jongste broer.’ Binnen die groep is er geen plek voor de gevierde schrijver Gerbrand Bakker; hij is slechts één van de kinderen. In het begin vindt hij het nog wel ‘ongepast’ om de boedel te verdelen en wil hij wat bij elkaar hoort zo laten: ‘alles wat er in een kast staat, hóórt in die kast.’ Na verloop van tijd wordt het opruimen gemakkelijker, het weggooien zelfs: ‘we houden onszelf voor dat als wij dit nu niet doen, een volgende generatie, na allerlei andere sterfgevallen, dit moet doen. Ergens, ergens is het een goede daad.’
Tussen de regels door
In Boedel leer je de groepsdynamiek van een gezin kennen, zonder veel uitleg van de schrijver. In een paar zinnen leer je veel over de onderlinge verhoudingen. Als jongste broer voorstelt om de boeken van Bakker in zijn buurtbibliotheekje te zetten, zegt hij erbij: ‘Die zijn zo weg.’ Bakker constateert even later droog dat dat ‘misschien wel de eerste opmerking ooit’ is die hij over zijn boeken gemaakt heeft. Dat is de kracht in het complete oeuvre van Bakker: tussen de regels door vertellen. Daarnaast kom je er ook nog achter wat een breischede, een uierprikker of een gortla is.