Bezoekers in het Bommel en Tom Poes Museum in Assen. Foto: Marcel Jurian de Jong
Voor de musea was 2023 een jaar met twee gezichten. De bezoekers zijn de coronaschrik te boven en komen weer. Maar achter de schermen leven zorgen.
Je moet maar durven. De coronapandemie was nog gaande toen Bastiaan Koijck besloot zijn droom te verwezenlijken: een museum over Olivier B. Bommel en Tom Poes, de twee meest bekende creaties van tekenaar Marten Toonder (1912 – 2005). In Assen.
„Ontzettend spannend”, blikt directeur Koijck terug op het eerste anderhalve jaar van zijn eenmans-museum. „Ik heb er hard aan gewerkt, met ongelofelijk veel plezier. En we beleefden een vliegende start”, zegt hij. „Maar in de winter zakte het helemaal in.”
Daarop besloot Koijck een tentoonstelling te maken over de meegaande opstelling van Toonder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij trok er veel mensen mee, maar tot een bloei van het museum leidde het niet. „Als ik eerlijk ben: ik kan er niet van leven”, zegt Koijck. „De huur, de energieprijzen, alle kosten. Het is veel te gek.”
Negatief bedrijfsresultaat
Een museum beginnen, is niet moeilijk. Een museum overeind houden wel. Uit onderzoek in opdracht van de Nederlandse Museumvereniging (NVM) blijkt dat 49 procent van de aangesloten musea in 2022 een negatief bedrijfsresultaat had.
„Omdat veel musea tijdens de coronacrisis flink moesten interen op hun reserves en voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van subsidies, komen ze in financiële problemen. Verwachting is dat hun aantal toeneemt, als de subsidies niet meestijgen”, aldus de vereniging in oktober.
Aldus geschiedde. Nadat eerder al het Drukkerijmuseum in Meppel en museum De Buitenplaats in Eelde alarm sloegen, kwamen daar recent het Cobra Museum in Amstelveen en De Fundatie in Zwolle bij.
Niet alleen kleine en middelgrote musea ondervinden problemen. In maart meldde het Groninger Museum over 2022 een tekort van 575.000 euro. Het Fries Museum kwam in 2022 294.000 euro tekort. Het Drents Museum behaalde wel een positief resultaat: 234.000, ‘deels door uitgestelde lasten zoals huisvesting’.
Het Bommel en Tom Poes Museum beleefde een vliegende start in Assen, maar heeft het nu moeilijk. Foto: Marcel Jurian de Jong
Levering van materialen
De oorzaken verschillen per museum. Meest genoemd worden inflatie en energiekosten. Dat merken ze bijvoorbeeld bij Museum Joure, een meerdere gebouwen omvattend complex met aandacht voor de regionale maakindustrie. Gemiddeld komen er per jaar 20.000 bezoekers.
Museum Joure blikt wat bezoekers betreft terug op een prima jaar, vertelt Siska Lubach. Met name de zomer en de eerste Friese Open Museum Maand in november waren goed. Het had zelfs nog beter kunnen zijn als de nieuwe museumopstelling over Douwe Egberts was voltooid. „Die is wel al open, maar nog niet af. Er zijn problemen met de levering van materialen.”
Voor Museum Joure, dat onder meer de geschiedenis van Douwe Egberts vertelt, zijn de energiekosten een grote bron van zorg. Het is gevestigd in tien oude, monumentale gebouwtjes. Foto: Maartje Roos
Grote bron van zorg zijn de energiekosten. „Tien oude gebouwtjes. Tien monumenten. Als de kosten thuis verdrievoudigen, moet je voorstellen hoe het bij ons is... Vanwege de collectie kunnen we de kachel niet uitzetten. En als het dan enkel steens is”, schetst Lubach. „Dankzij onze vriendenvereniging konden we isoleren. Maar het blijft moeilijk.”
De boel wankelt
De musea in Drenthe zagen de bezoekers in 2023 eveneens terugkeren. Maar de zorgen bleven, vertelt Ingeborg Bennink van het Platform Drentse Musea. Naast inflatie en gestegen energiekosten wijst Bennink op een moeizame aanwas van vrijwilligers. „Tijdens corona zijn vrijwilligers weggevallen. Niet overal zijn ze terug. Dat heeft gevolgen voor de stabiliteit.”
Veel musea in Drenthe, Friesland en Groningen zijn te klein om NVM-lid te worden. En dat terwijl hun problemen vaak groter zijn dan die van de museumvereniging, weet Bennink. „Kleine musea draaien op vrijwilligers en hebben begrotingen die net sluiten. Er hoeft maar iets te gebeuren of de boel wankelt.”
Om de nood te ledigen, is meer professionaliteit en ondernemerszin nodig, denkt Bennink. „Wat kan helpen is een betere samenwerking: samen inkopen en delen. Wat zal helpen is meer erkenning en waardering. Het verschil tussen gemeenten die iets doen en weinig doen voor musea is nu nog heel groot.”
Foto: Marcel Jurian de Jong
Fatsoenlijke betaling
Ook Roeli Broekhuis van Erfgoedpartners in Groningen zag het afgelopen jaar veel museumbezoekers terugkeren. Al verschilt het per museum, nuanceert ze. „Zes musea in het Groningse waddengebied hebben dit jaar gemeenschappelijk promotie gevoerd. Dat pakte goed uit. Maar meer bezoek wil niet altijd zeggen dat je uit de financiële zorgen bent.”
Musea vervullen een functie voor de samenleving, zegt Broekhuis. ,,Daar is geld voor nodig, wat niet uit entreekosten kan worden gehaald.” Ze wijst in dit verband ook op het toegenomen besef dat mensen in de cultuursector fatsoenlijk moeten worden betaald. „Dat geld moet er wel zijn. Het is alvast een mooi gebaar dat de provincie Groningen hiervoor extra geld heeft toegezegd.”
Begonnen als leraar
Bastiaan Koijck van het Bommel en Tom Poes Museum in Assen schiet daar weinig mee op. Zijn museum is een particulier initiatief waarvan het maatschappelijk belang niet door iedereen wordt gezien. „Er zijn tienduizenden fans. Wie met Bommel en Tom Poes is opgegroeid, zoals ik, is er helemaal gek van. Maar niet iedereen is ermee opgegroeid.”
Vanwege de oplopende kosten is Koijck weer ‘gewoon’ gaan werken. „Mijn vrouw zei: ‘Bastiaan, dit kan niet langer.’ Ik ben 60 jaar en in Groningen begonnen als leraar geschiedenis. ’s Middags zit ik in Assen in het museum. Ontzettend leuk.”
Bommel en Tom Poes
Het Bommel en Tom Poes Museum bevindt zich aan de Stationsstraat 24 in Assen en is van woensdag tot en met zaterdag van 13.00 tot 16.30 uur geopend. Zie ook Bommel en Tom Poes Museum.