Marjolein Faber, minister van Asiel en Migratie. Foto: Remko de Waal
De spreidingswet die de eerlijke verdeling van asielzoekers over Nederland regelt, wordt pas op zijn vroegst op 1 februari 2026 ingetrokken.
Dat is een tegenvaller voor PVV-minister Marjolein Faber van Asiel en Migratie. Intrekken van de spreidingswet is een van de strijdpunten van de partij van Wilders. Veel gemeenten in Noord-Nederland zijn juist blij met de spreidingswet omdat de spreiding Ter Apel en omgeving ontlast.
Het kabinet wil de spreidingswet bij voorkeur pas intrekken na afloop van de eerste cyclus waarin gemeenten plekken kunnen aanbieden. Die loopt af op 31 januari 2026. Dat staat in de zogenoemde contourennota die vanaf maandag voorligt ter consultatie.
Faber en haar partijleider Geert Wilders drongen pas nog aan op meer haast met het ongedaan maken van de wet, die het mogelijk maakt onwillige gemeenten desnoods te dwingen om opvangplekken te regelen.
VNG en COA blijven pleiten voor behoud spreidingswet
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) blijven pleiten voor het behoud van de spreidingswet. Dat blijkt uit hun eerste reacties op het voornemen van het kabinet.
De VNG heeft de nota ontvangen en beraadt zich de komende weken op een uitgebreidere reactie, laat een woordvoerder weten. „Blijft staan dat wij een voorstander blijven van de spreidingswet, omdat die de meest eerlijke verdeling van het aantal opvangplaatsen over gemeenten regelt.”
Ook het COA gaat de nota bestuderen. „Het is algemeen bekend dat wij de uitvoering van de spreidingswet hard nodig hebben voor het uitoefenen van onze wettelijke taak”, zegt een woordvoerder.
Duidelijkheid voor gemeenten en provincies
Door de spreidingswet pas volgend jaar in te trekken, wil het kabinet gemeenten en provincies duidelijkheid geven en geen afbreuk doen aan de afspraken die zijn gemaakt.
Faber is van plan onderdelen van de spreidingswet in stand te houden, zonder dat die worden vastgelegd in een wet. Het door de minister en haar partij verfoeide dwangelement verdwijnt. Maar nog steeds zal eens in de twee jaar worden vastgesteld hoeveel opvangplekken nodig zijn. Vervolgens gaan gemeenten, provincies en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) overleggen om deze plekken over het land te verdelen.
In sommige gevallen is het volgens Faber „noodzakelijk” om gemeenten te compenseren voor de opvangplekken die zij voor eind 2026 aanbieden. Gemeenten ontvangen ook nog steeds bepaalde uitkeringen waarop zij recht hebben volgens de spreidingswet.
90.000 opvangplekken
In de eerste cyclus van de spreidingswet hebben gemeenten plannen gemaakt om te zorgen voor 90.000 opvangplekken voor asielzoekers. Het kabinet wil met gemeenten in gesprek om te bekijken welke van deze opvangplekken langer kunnen blijven bestaan en belooft hier een „financieringsconstructie” voor. Deze plekken zijn in de eerste plaats bedoeld voor asielopvang, maar andere groepen kunnen er ook terecht bij een lage instroom van asielzoekers.
De asielminister hoopt daarnaast dat door haar strenge wetten het aantal asielzoekers omlaag gaat en dus minder opvangplekken nodig zijn. Onder andere de Raad van State vindt dat het bewijs hiervoor ontbreekt. Faber houdt er ook rekening mee dat op den duur plekken vrijkomen die nu bezet zijn door gevluchte Syriërs en Oekraïners.