Cal Fisher (links) en Cole Gillis voelen zich al helemaal thuis in Groningen. Foto: Geert Job Sevink
De Amerikanen Cal Fisher en Cole Gillis van het Groningse Samen Lycurgus zijn verschillend, maar willen beiden als volleyballer de top bereiken. Daarvoor moet een goed seizoen in de eredivisie een goede start worden.
De één, Cal Fisher (24), is meer rustig dan extravert, terwijl zijn team- en landgenoot Cole Gillis (23) zichzelf meer als uitbundig typeert. Daarnaast komt het duo uit verschillende delen van de Verenigde Staten: eerstgenoemde uit het koudere Pittsburgh, terwijl de ander zijn roots in het warme San Jose heeft liggen. Een overeenkomst is dat zowel diagonaal-aanvaller Fisher als passer-loper Gillis kampten met blessures en pas nu weer helemaal fit beginnen te worden.
Met een knappe uitoverwinning tegen regerend landskampioen Dynamo en verlies van Sliedrecht Sport is Lycurgus het seizoen met wisselend succes begonnen. Zaterdagavond is in het Sportcentrum Alfa-college tegen ZVH de eerste wedstrijd van dit seizoen voor eigen publiek. ,,We zijn vol vertrouwen en willen wat laten zien. O, yeah, we willen een goede wedstrijd spelen. Dat is altijd het plan’’, zegt Gillis.
‘Ik word elke dag sterker’
De hard serverende Fisher had tegen Sliedrecht Sport voor het eerst een basisplaats. Hij werd eerder aan zijn knie (meniscus) geopereerd en is, ondanks wat dipjes, op de weg terug. ,,Ik ben vier maanden terug geopereerd. Dus ik speel al snel weer. Het gaat goed. Ik word elke dag sterker. Daardoor ga ik beter volleyballen.’’ Zijn collega Gillis had met springen wat last van zijn knieën, maar dat gaat door behandeling beter nu.
De Amerikaanse volleyballers Cole Gillis (links) en Cal Fisher rekken en strekken voor de training. Foto: Geert Job Sevink
Zowel Fisher en Gillis voelt zich al thuis in Groningen en bij Lycurgus, waar ze beiden een eenjarig contract hebben ondertekend. ,,Groningen is een mooie stad. Tot nu toe bevalt het ons hier’’, klinkt het. Fisher: ,,De Martinitoren is mooi, maar we zijn nog niet helemaal naar boven geweest. Met het team zijn we wel naar het dak van – hoe het ook al weer – ja, het Forum gegaan. Echt cool: we konden de hele stad zien. Er zijn veel studenten. Dat is voor ons bekend terrein. We zijn allebei net afgestudeerd.’’
Nederlands is moeilijk om te leren
Daarnaast is het verblijf in Nederland voor de Amerikanen een soort ontdekkingsreis. ,,Je leert een andere cultuur kennen’’, zegt Fisher. ,,En ook een ander type volleybal dan in de VS. Gelukkig spreekt iedereen hier Engels, want Nederlands is moeilijk om te leren. Ik volg wat taallessen via internet, maar maak echt maar baby-stapjes. Ik heb geleerd dat vrouw een woman is en wat een jongen is. Basic stuff.’’
Van coach Arjan Taaij leerden Fisher en Gillis om in het Nederlands tot tien te tellen. Gillis geeft meteen een demonstratie in bijna perfect Nederlands. Gillis: ,,Hij leerde ons dat net voor onze eerste vriendschappelijke wedstrijd, zodat we de rotaties in het team goed begrijpen. Dat gaf wat stress.’’
Fisher was nooit eerder in Europa en Gillis alleen als toerist. Fisher: ,,Ik had een cultuurschok verwacht, maar het lijkt hier erg op thuis.’’ Gillis: ,,Ik zag dat veel Europese landen wat fiets- en wandelpaden betreft vooruitstrevend zijn. In Amerika gaat iedereen met de auto.’’
Ze zien, hoewel ze uit ver uit elkaar gelegen delen van de VS komen, geen grote verschillen qua achtergrond. ,,Californië, waar ik ben opgegroeid, is democratisch, terwijl Pennsylvania (waarin Pittsburgh ligt, red.) een swing state is.’’ Daarin strijden de meer progressievere Democraten met de conservatieve Republikeinen om de macht.
Volleybal met paplepel ingegoten
Beiden komen uit echte volleybalfamilies, waarbij ze het spel met de paplepel kregen ingegoten. Gillis: ,,Allebei mijn ouders volleybalden. Zo hebben ze elkaar ontmoet. Ze hebben me nooit gedwongen om te gaan volleyballen en ik heb allerlei sporten gedaan. Basketbal, honkbal en kort voetbal. Ik was erg goed in honkbal, maar moest op mijn veertiende kiezen. Ik koos volleybal, ook omdat mijn oudere broer het deed. Dat hielp. In honkbal zit inderdaad het grote geld, maar ik weet niet of ik de Major League had gehaald, haha.’’
Fisher had twee oudere volleyballende zussen, van wie Arden als prof in Zwitserland en Albanië speelde. ,,Ze vond er alles leuk aan. Mijn beide ouders waren coaches. Ik groeide eigenlijk op in de sporthal.’’ Moeder Charlotte speelde in haar jonge jaren in Spanje.
‘Ooit leraar, maar er is geen haast’
Omdat er in Amerika geen echte professionele volleybalcompetitie bestaat, moeten getalenteerde spelers na hun sportcarrière op universiteitsniveau om te kunnen blijven spelen naar het buitenland. Of anders noodgedwongen stoppen met hun sport. ,,We zijn echt bevoorrecht dat we hier kunnen spelen’’, stelt Fisher. ,,Anderen beginnen aan een volgende fase in hun leven, omdat ze geen buitenlands contract krijgen of niet goed genoeg zijn.”
De Amerikanen zetten alles in op hun volleybalcarrière en willen daarin de top bereiken. Zowel Fisher (bewegingsleer) als Gillis (politicologie) heeft zijn diploma op zak. ,,Die opleidingen zijn niet voor niets geweest. Daarmee kunnen we na onze onze sportcarrières aan de slag gaan. Wellicht word ik ooit leraar, maar er is geen haast’’, stelt Gillis.
Coach Arjan Taaij van Lycurgus gunt zijn Amerikanen een grote volleybaltoekomst. Foto: Dijks Media
‘Peas in a pod’
Het bevalt de jongens bij Lycurgus, waarmee ze alle grote prijzen willen winnen dit seizoen en presteren in de Europa Cup. Fisher en Gillis kregen van als oud-Lycurgus-speler Joel Schneidmiller en huidig teamgenoot Kyle McCauley tevoren positieve verhalen te horen over Lycurgus. Ze wonen, stellen ze, met andere spelers in het Menno Lutterhuis als peas in a pod en het team wordt een echte vriendengroep. ,,Arjan (Taaij, red.) zei dat hij ons straks in grotere competities wil zien spelen. Maar we moeten eerst een goed seizoen spelen. Daarna zien we wat de mogelijkheden zijn.’’