In december, als het licht verdwijnt voor je er erg in hebt, denk ik weleens aan de klipdas. Aan hoe hij elke avond op zijn heuveltje klimt en tegen de zon roept: „Niet ondergaan! Niet doen!”
Die klipdas komt uit een verhaal van Toon Tellegen. Het staat in een boek vol met dieren die op schitterende wijze boos zijn. Ik las het vaker voor aan mijn kinderen dan ze lief was.
In december wordt het zo vroeg donker dat je niet eens tijd hebt om naar de zonsondergang te staren en je erover op te winden. Je bent gewoon nog aan het werk als het licht er stiekem tussenuit piept.
Dat is pas een rotstreek.
Ook in de duisternis blijft er genoeg over om kwaad op te zijn, daar niet van, maar zonder zon moet je daar dan maar net nog de energie voor hebben. In het licht kun je lekkerder schreeuwen dan in het zuigende donker.
Wedstrijdje boos-zijn
Nu we toch leven in tijden van woede, zou het misschien helpen als we er iets moois van maken. Bij Tellegen houden de aardworm en de tor een wedstrijdje wie het meest boos is. Het gras vliegt ervan in brand, totdat de andere dieren oordelen dat de tor het boost is. Daarna kalmeren de twee en zegt de tor vriendelijk: „Jij was ook heel boos, aardworm.”
De boze mensen die ik weleens tegenkom, zijn dat zelden op een fraaie manier. Meestal zijn ze verdrietig, of teleurgesteld. Of erger: gefrustreerd. Dan is de woede in ze gekropen en kan hij geen kant meer op. Waren ze maar tegen een ondergaande zon gaan schreeuwen, dat zou zoveel grootser zijn dan nijdig verschrompelen in hun strijd met een onzichtbaar systeem.
Klipdassen zijn verwant aan slurfdieren en zeekoeien, maar lijken op knaagdieren. Ze hebben een onvriendelijke blik, versterkt door kleine uitstekende slagtandjes. Ik wist niet af van hun bestaan, totdat ik het verhaal van Tellegen las, dat prachtig is maar eigenlijk helemaal niet over die werkelijke klipdas gaat.
Dat is vaker het probleem met boze figuren, je leert ze niet echt kennen.
De zon gaat altijd onder, hoe hard de klipdas ook schreeuwt en stampvoet. Uiteindelijk is kijkt hij de zon alleen nog maar verwijtend aan, ‘s avonds, alleen op zijn heuveltje.
Boosheid is vermoeiend. Nu het licht toch verdwijnt voor we er erg in hebben, kunnen we misschien gewoon even uitrusten. In het donker. Want die zon, die komt vanzelf wel weer terug.