Amerika gaat er prat op naast ‘het land van de onbegrensde mogelijkheden’ ‘the land of the free’ te zijn, en de woorden ‘freedom’ en ‘liberty’ liggen de bewoners in de mond bestorven.
Niettemin wekt het bevreemding dat een Amerikaan vrijwel in één adem kan verklaren dat niemand iets over hem te zeggen heeften dat there ought to be a law against dit of dat wat hem niet zint. Dat deze twee uitspraken elkaar min of meer opheffen, ontgaat hem.
De jaarlijkse zogeheten ‘Vrijheidslezing’ op 28 augustus in de aula van de Rijksuniversiteit Groningen werd dit keer door de uit de Verenigde Staten afkomstige Utrechtse hoogleraar James Kennedy gehouden. In een verontrustend betoog belichtte hij de Amerikaanse opvatting van het begrip vrijheid door de jaren heen.
Blanke kolonist
Hij vertelde over John C. Calhoun, die in de eerste helft van de 19de eeuw zowel minister van Oorlog en Buitenlandse Zaken als vicepresident van de VS is geweest, en die ervan overtuigd was dat de afschaffing van de slavernij onvermijdelijk het einde van de vrijheid zou inluiden.
Lang betekende vrijheid dan ook vrijheid voor de blanke kolonist, en zeker niet voor de oorspronkelijke bewoners, slaven en latino’s. Dat werd in die dagen klaarblijkelijk niet als paradoxaal ervaren. Eén der grondleggers van de Verenigde Staten, Thomas Jefferson, onverschrokken voorvechter van religieuze en burgerlijke vrijheid, en bedenker van de ook nu nog dikwijls aangehaalde stelregel All men are created equal, bezat zelf honderden slaven.
Nu is vrijheid niet alleen daarginds een rekbaar begrip. Bijna altijd gaat de vrijheid van de één ten koste van die van derden. De opvatting van Voltaire dat je pas van vrijheid kunt spreken als die de vrijheid van een ander niet beknot, houdt in dat er grenzen aan zijn, en daar moet de ware vrijbuiter niets van hebben.
Halve liter whisky
Maar om op Amerika terug te komen, ook daar is men af en toe op zonderlinge wijze met die veelbezongen vrijheid omgesprongen, denk aan de panische angst voor alcoholisme, die leidde tot de Drooglegging (1920-1933). Weliswaar was het drinken zelf niet strafbaar, maar de productie van en handel in sterke drank was verboden. Die periode heeft spannende gangsterfilms opgeleverd, maar het was een nogal bevoogdende maatregel in theland of the free.
(Er is een recept van Churchills lijfarts overgeleverd waarop hem gedurende zijn bezoek aan de VS om gezondheidsredenen dagelijks een halve liter whisky wordt voorgeschreven.)
In het McCarthy-tijdperk, begin jaren 50, met een heksenjacht op alles wat links was, werd met het vrijheidsbeginsel eveneens ernstig de hand gelicht. Dat zulke oprispingen tot nu toe steeds overwonnen zijn, stemt in deze tijd nog enigszins hoopvol, al hield ook Kennedy zijn hart vast.
Vies woord
Wat mij vooral verwondert, is dat de Amerikaanse grondwet het huidige machtsmisbruik niet onmogelijk maakt. Kennelijk hebben de founding fathers met een aanval van binnenuit op de vrijheid geen rekening gehouden. Indien, wat niet ondenkbaar is, de grimmige tegenstellingen tussen de partijen in het land van de onbegrensde mogelijkheden ten slotte op een bloedige broedertwist zouden uitlopen, weet ik zo een paar wereldleiders die daar niet rouwig om zullen zijn, lui voor wie vrijheid een vies woord is.