Het was mooi weer om ziek te zijn. Onophoudelijke regen sloeg tegen de ramen, storm Amy stoof door de straat. Oudste zoon feliciteerde me met mijn timing: dit was de perfecte dag voor koppijn en snottebellen.
Ik lag op de bank en dacht aan alles wat ik had kunnen doen dat weekend. De jongste had een slaapfeestje. We konden klussen, opruimen, sporten, schrijven, op stap, bandjes kijken, uitslapen en daarna demonstreren in Amsterdam.
Maar die zaterdagochtend was ik niet vooruitgekomen. Na een tijdje vruchteloos door het huis gescharreld te hebben in een poging tot opruimen kwam ik tot de ontdekking dat ik hoofdpijn had en zweette. Ik kroop onder een deken en kreeg de felicitaties van de zoon die nooit moeite had om in bed grote delen van de dag aan zich voorbij te laten gaan.
Hij had gelijk. De tijd die ik als verloren beschouwde verstreek aangenaam langzaam en zonder rimpelingen. Zolang ik bleef liggen was het allemaal best te doen. De regen joeg onze wilde kat naar binnen en ze nestelde zich op mijn extra warme lichaam. Ik kon geen kant op en dat beviel me steeds beter.
Ik was net aan het mijmeren over de hypernerveuze samenleving, een term die ik eerder die week in de nieuwsstroom aan me voorbij had laten gaan, toen man opgewonden thuiskwam. Een agressieve jongen die hij als scheidsrechter geel had gegeven, vroeg hem na afloop van de wedstrijd naar zijn adres. „Dan stuur ik je een bloemetje”, had hij hem nageroepen.
Man wist niet wat hij ervan moest denken. Veel tijd had hij er niet voor, want hij moest door naar een repetitie. Snel douchen, lunchen, en verder. De kat en ik keken hem tevreden na vanaf de bank. Wij lieten de hypernerveuze samenleving, net als Amy, aan ons voorbijgaan.
Zondag keerde de jongste terug van zijn slaapfeestje. Hij wierp een geschrokken blik op de kalender. Pianoles, voetbal, torenklas, topotoets en volgend weekend wéér twee feestjes. „Ik heb het zo druk”, verzuchtte hij, negen jaar oud. Daarna ging hij vrolijk met een vriendje een knikkerbaan bouwen. Met de rollende glazen balletjes lokten ze de kat van mijn schoot.
Ik moest ook maar weer eens aan de gang. Het huis opruimen. Gelukkig vonden we, bij het bad, al snel een prachtig bruin glanzend babysalamandertje van een centimeter of drie.