Elk huis moet uitzicht hebben op tenminste één boom. Dat staat in de richtlijn die het RIVM afgelopen 18 december presenteerde, een handreiking aan gemeentes bij het inrichten van de schaarse publieke ruimte.
Ik weet niet helemaal waarom, maar ik bleef hangen aan die ene boom. Een huishouden dat uitkijkt op een heel bos neemt bomen misschien een beetje voor lief. Bij één boom wordt die boom een vriend: onze boom. De boom waar elk appartement in het aggenebbisje flatgebouw op haar eigen manier van is gaan houden.
Het meisje heeft wel dertig tekeningen van de boom
Zo woont er een klein meisje op de derde, dat ontzettend veel van tekenen houdt. Haar moeder, met wie ze samen in de kleine etagewoning woont, heeft een bureautje voor haar ingericht en die tegen de radiator onder het raam geschoven.
Aan dat bureautje tekent het meisje haar uitzicht, wanneer haar moeder, onderwijl met één hand opruimend, met allerlei ingewikkeld doende instanties belt. Het meisje heeft wel dertig tekeningen van de boom: een roze boom, een gele, een paarse. Ze heeft de boom met een lachende zon, ze heeft de boom met sterren erboven. Ooit heeft ze de boom zelfs met sneeuw erop getekend, ze weet nog heel goed hoe de warme verwarming aan haar voetzolen voelde. Nu staat de verwarming helaas vaak uit.
Op de veertiende woont een meneer die heus, als hij naar de horizon zou kijken, wel meer bomen zou kunnen zien, maar hij kijkt niet naar de horizon, hij kijkt naar zijn schoenen. Hij kijkt naar beneden als hij zijn spaarzame boodschappen haalt, hij kijkt naar de stoeptegels, de plassen, het vuilnis op straat. Hij kijkt naar de vloer van de lift, de afgebladderde verf van de galerij. Hij weet het zelf ook, hij heeft wel eens net iets te lang vanaf zijn balkon naar de diepte gestaard, het overwogen. Maar toen zag hij die boom beneden staan, die met zijn takken naar hem leek te wuiven, hem leek te willen wiegen. Toen is hij toch maar terug naar binnen gegaan.
Er is een meneer die bijhoudt welke vogels er in de boom zitten
Er is een huishouden waar ze de boom Boompie Jopie noemen, en bij weer andere mensen heet hij Het Ritselmonster of Het Takkewijf. Er is een meneer die in een schriftje bijhoudt welke vogels er in de boom komen zitten, er is een jongetje dat elke dag een steentje tegen de bast probeert te schieten, en helemaal door het dolle is als hij eindelijk een keer raakt.
Er woont een mevrouw op de eerste verdieping die ooit, decennia terug, haar naam in de bast kerfde. Elke keer als ze langs de boom loopt, moet ze denken aan die lang vervlogen jaren, moet ze denken aan die vrouw die ze al zo lang niet meer, maar dankzij die boom nog steeds een heel klein beetje, is.
Het RIVM wil dat elk huis uitzicht heeft op tenminste één boom. Ik wil dat elke boom uitzicht heeft op tenminste één huis. Bomen moeten zich ook nuttig voelen. Ik weet niet of het echt zo is, maar als bomen niemand hadden om van een afdak te voorzien, dan bleven ze misschien ook na de winter kaal en grijs. Vonden ze de puf niet om in de lente bladeren te groeien. En ook voor ons is het heilzaam: bij het passeren van een boom even een klein huisdier, een zorgenkindje te mogen zijn.