Toen ik op mijn 18de kunstgeschiedenis ging studeren, begon een ontdekkingsreis naar werelden waarvan ik het bestaan niet wist. Wel had ik al geroken aan de scheppingskracht van kunst.
Op zijn vrije zondagen zette mijn vader een ezel in de woonkamer en schilderde hij nauwgezet landschappen en boerentafereeltjes, vaak naar voorbeeld van een bestaand 17de- of 19de-eeuws kunstwerk of een foto die hij in het bos had gemaakt. Ik herinner me hoe de geur van terpentine door het huis trok. Ik rook het al wanneer ik op de trap van mijn slaapkamer naar de woonkamer liep.
Ik wist dat ik zijn talent niet had geërfd. Op de middelbare school volgde ik het vak handvaardigheid. De kunstwerken die ik maakte waren hopeloos, maar de bijbehorende lessen kunstgeschiedenis vond ik uitermate boeiend. Vooral de verhalen achter de kunst prikkelden mijn verbeelding. Bijvoorbeeld de wereld op de schilderijen van Bruegel.
Hoe zou het zijn om op een 16de-eeuwse dorpsmarkt rond te lopen? Of door de straten van het Amsterdam van Rembrandt van Rijn te slenteren? Ik besloot om kunstgeschiedenis te studeren. Vijf jaar lang (dat kon toen nog) zoog ik alles op wat ik in de boeken en musea tegenkwam.
Kunst uit andere werelddelen
Ik vond het wel gek dat de kunstgeschiedenis liep van de oude Egyptenaren (als voorlopers van de Griekse kunst) via de Europese Middeleeuwen (gezien als ‘donkere’ jaren), de Italiaanse Renaissance (’wedergeboorte van het intellect’) en de welvarende Hollandse 17de eeuw (amper een woord over de exploitatie van andere werelddelen of slavernij) naar het vermeende summum van artisticiteit, de moderne kunst. Kunst uit andere werelddelen, behalve een pagina over het Chinese keizerrijk, een vermelding van de Maya’s en Azteken en wat plaatjes van Indiase tempels, kwam niet aan bod.
Op zoek naar een afstudeeronderwerp zag ik in een catalogus die ik doorbladerde bijzondere Ghanese doodskisten in allerlei oude en moderne vormen, zoals een leeuw, kip of Nike-schoen. In overleg met mijn toenmalige docenten mocht ik mijn scriptie over het onderwerp schrijven. Ik ging naar Ghana en deed er onderzoek, mijn eerste verre reis.
De ontdekkingsreis die toen startte is nooit opgehouden. Als correspondent heb ik inmiddels mijn interesses verbreed naar politiek, economie, klimaatverandering en biodiversiteit. Mijn liefde voor de kunsten is nooit weggeweest, maar is niet meer zo prominent in mijn leven zoals het tijdens mijn studiejaren was. Maar de laatste maanden ontroert kunst mij op nieuwe manieren.
Kunst als motor van kritiek
In Indonesië is protestkunst een belangrijke motor, vooral online, voor het verspreiden van kritiek op een steeds autocratischere regering. Indonesische jongeren zijn heel begaafd in het maken van protestposters. De ontwerpen zijn grappig, artistiek en gelaagd.
En ik was recentelijk in Thailand in een museum dat in opspraak was omdat het zich door China lieten censureren. Een Myanmarees curatorscollectief had in het BACC, een kunstmuseum in het hart van Bangkok de tentoonstelling Constructie van Medeplichtigheid, de Visualisering van de Mondiale Structuren van Autoritaire Solidariteit samengesteld. 3 dagen na de opening waren na Chinese politieke druk namen van Tibetaanse, Oeigoerse en Hongkongse kunstenaars verwijderd. Ze zouden onafhankelijkheid van China propaganderen.
Ik bezocht de tentoonstelling voor een artikel in NRC, samen met een Thaise curator. Ze was teleurgesteld dat het museum zo openlijk voor de Chinese druk was bezweken. Er waren kunstwerken verwijderd. Enkele schermen stonden op zwart. De censuur maakte de tentoonstelling, die ging over verzet tegen autocratische regimes en onderlinge solidariteit, alleen maar indrukwekkender.
De ophef had juist meer aandacht gevestigd op de kunstenaars van wie de namen waren afgeplakt – Tenzin Mingyur Paldron, Clara Cheung, Fum Cheng Yee Man en Mukaddas Mijit. Voor de Thaise curator was opgelegde censuur – en schipperen met zelfcensuur uit lijfsbehoud – niet iets nieuws.
Angst in Thailand is gebleven
In 2019 vluchtte een Thaise activist Surachai Danwattananusorn, een bekende in de kunstwereld, met twee kompanen naar Laos. Thailand wordt geregeerd door een militaire elite met nauwe banden met het machtige koningshuis. In Laos bleken ze ook niet veilig. De twee vrienden werden met cement in hun maag gevonden in een Laotiaanse rivier. Danwattananusorn is nog altijd vermist.
Sinds de protesten tegen de Thaise militaire elite in 2020 zijn honderden mensen die de straat opgingen voor meer democratie opgepakt. De protesten zijn geluwd, maar de angst is gebleven. En nu de macht van China toeneemt, staat democratie in een steeds wijdere omgeving rondom China nog meer onder druk. Waarmee ook artistieke vrijheid dus steeds meer in het nauw komt. De kunst die in zo’n omgeving dan nog wel wordt gemaakt en getoond, is des te indrukwekkender.
Iedere week hebben we een column van Onze Vrouw/Man, een mediacorrespondent uit een ander continent. Saskia Konniger (Eibergen, 01-11-1974) is sinds 2022 freelance correspondent Zuidoost-Azië voor onder andere NRC , NOS, BNR, De Groene Amsterdammer , VPRO’s Bureau Buitenland . Daarvoor was ze correspondent India.
Ze schreef twee boeken over India en een avonturenroman over China. Ze studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en deed een postdoctorale opleiding radio- en televisie-journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze woont momenteel in Jakarta, de hoofdstad van Indonesië.