Vandaag zou ik een column moeten schrijven over Jemenieten en appgroepen. Over de te warme lente, over bommen die vallen op Soedan.
Over de hand van Macron die voor de honderdste keer de hand van Zelensky schudt, over Poetin die daarom zit te lachen. Over Ronald Koeman, de VVD, over de wolf als het echt niet anders kan. Maar dat gaat nu even niet. Mijn zoon is naar de opvang.
In de verte turen is altijd meer raden dan weten
Mijn zoon is vandaag voor het eerst naar de opvang en om deze column helemaal goed te kunnen begrijpen is het belangrijk dat u weet dat mijn zoon Bert heet. Op het moment kunnen we dus spreken van een Vertebert. Ik heb mij de verte altijd voorgesteld als iets wat je nog net kunt zien, de heiige horizon waarover je kunt fantaseren wat erop gebeurt, waardoor in de verte turen altijd meer raden dan weten is. Zo is het nu ook met Vertebert: ik heb wel een vermoeden wat hij bij de opvang aan het doen is (drinken, slapen, luiers vullen) maar omdat ik het niet precies weet, blijft het nauwe gedeelte tussen vermoeden en zekerweten om invulling zeuren.
Met zijn allen rondom de ivoren ballen
Het kan bijvoorbeeld dat Vertebert op dit moment staat te biljarten. Ik weet dat mijn kind niet staat te biljarten, hij is nog bij lange na niet in staat een keu vast te houden, hij kan nog niet eens staan. Toch laat dat beeld van vier baby’s met oude-mannetjespetten op hun kale hoofden mij niet los. Met zijn allen rondom een ingewikkelde ligging van de ivoren ballen, fluisterend overleggend, vorsend kijkend. En omdat dat beeld mij niet loslaat, zijn ze dat biljarten nu ook daadwerkelijk aan het doen.
Misschien heeft hij plezier om een mooie wolk die hij uit het raam kan zien, maar misschien heeft hij ook wel oorpijn. Misschien heeft hij net voor het eerst het woord ‘banaan’ opgevangen, maar misschien is hij ook net ontwaakt uit een nare droom. Misschien was er niemand om hem na dat ontwaken op zijn gemak te stellen, misschien moet hij onbedaarlijk huilen maar heeft de opvangleidster het net even te druk met een andere baby. Kan ze Bert niet oppakken, ligt hij in een stoeltje helemaal alleen. Vrees niet Vertebert, ik weet wat je doormaakt! Ik zit al op de fiets, je vader komt eraan!
Het is aan hen te danken dat ik hier een column voor jullie typ
Maar ik zit niet op de fiets. Want tegenover Vertebert en mijn op hol geslagen vaderlijke fantasie, staat mijn vertrouwen in de mensen die bij de opvang werken. Allemaal mevrouwen die op elke arm constant drie baby’s lijken te dragen, moeiteloos, met een rustige vrolijkheid die je normaal alleen bij verpleegkundigen en parasols ziet. Het is aan hen te danken dat ik hier nu, enigszins rustig op de bank gezeten, alleen in dit lege huis toch nog een column voor jullie typ.
En zij zijn ook de reden waarom ik deze week niet een column over Jemenieten en appgroepen wil schrijven. Want als ik bedenk dat er op Vertebert kundig gepast wordt, moet ik ook direct toegeven dat dat in de verte van het wereldnieuws niet gebeurt. Dat de kleuters die door het Witte Huis, het Kremlin en op allerlei andere wereldvloeren kruipen, niet opgepakt worden. Niet weerhouden worden van gevaarlijke spelletjes. Niet gerustgesteld worden, waardoor hun nachtmerrie nu steeds de waarheid wordt.