Suheil was maar een simpele koopman. Suheil woonde in het kleine stadje Chekka, aan de kust van Libanon, aan de zee. Best een eind van de grens, maar toch, niet ver genoeg om het noodlot af te wenden. Syrische troepen kwamen in 1976 zijn land binnen en die troepen, aangevuurd door de vader van de nu net verdreven dictator, namen Suheil in 1992 mee.
Het was een koude avond in december, er was een feest in de wijk. Vanwege dat feest was het niet gek dat er mensen bij Suheil aanbelden: bij feest hoort iets te drinken, dus Suheil had whisky voor zijn winkeltje gehaald. Die had hij in zijn auto achtergelaten, dus toen er een meneer om de drank kwam vragen, gaf Suheil zijn 10 maanden oude zoontje over aan zijn vrouw, trok zijn winterjas aan en pakte zijn autosleutels van tafel. Niet wetend dat dat de laatste keer zou zijn dat hij dat de komende 30 jaar zou doen.
Een auto vol mannen, een auto vol gevaar
Want eenmaal bij zijn auto, rug naar de straat, naderde een andere auto. Een auto vol mannen, een auto vol gevaar. De mannen sleurden Suheil die auto in, trokken het portier dicht, scheurden weg. Terwijl ze tegen Suheil riepen dat hij meegenomen werd omdat hij lid van een verboden beweging zou zijn, reden ze naar Damascus. Suheil had geen idee waar ze het over hadden, hij was maar een simpele koopman.
In Damascus werd Suheil vastgezet, de eerste paar jaar in een beruchte gevangenis waar hij ondervraagd en gemarteld werd, daarna in een iets rustiger cel, maar wel helemaal alleen. De maanden werden jaren, de jaren decennia. Uiteindelijk zou Suheil voor 32 jaar celmuren zien. Uiteindelijk zou Suheil voor 32 jaar de zee niet zien. En het grootste gedeelte van al die jaren wist thuis in Chekka niemand waar Suheil gebleven was.
Hij zag zijn kleinkinderen voor de allereerste keer
Tot afgelopen week, toen gingen er geruchten dat het regime gevallen was en even later schoten mannen Suheils celdeur open. Snel maakte hij dat hij wegkwam, zijn ogen bedekkend tegen de felle zon. Met hulp van vreemden bereikte hij de grens, bereikte hij zijn eigen land waar de laatste Syrische militair al in 2005 de deur dicht trok. Hij reisde naar zijn stad, zijn wijk, zijn oude huis. Sloot zijn vrouw in zijn armen, zag zijn kleinkinderen voor de allereerste keer. Herkende met veel moeite een oude vriend, die na 30 jaar net als hij een oude man was. Samen dronken ze een borrel, op een terrasje bij de zee. Geen whisky, absoluut geen whisky.
Tegenover dit verhaal staan honderden waargebeurde verhalen
En dit is een sentimenteel verhaal. Maar het is ook, hoewel we ons dat in het veilige Nederland amper kunnen voorstellen, een waargebeurd verhaal. Tegenover dit verhaal staan honderden eveneens waargebeurde verhalen van mannen die niet terugkeerden uit die gevangenis, die onvindbaar bleven. Verhalen die geen einde kennen, want niemand kan met zekerheid zeggen wat dat einde is.
En niemand kan met zekerheid zeggen wat de toekomst van Syrië is. Maar voor even lijkt er nu een streep in het zand te zijn getrokken, een wisser over het grote schoolbord gehaald. Laten wij, juist vanuit West-Europa, ons best doen om Syrië de komende jaren vooruit te helpen. Zodat het de zee is, de blauwe zee in plaats van de plattegrond van weer een gevangenis, die op dat schoongeveegde schoolbord komt te staan.