Een aantal jaren geleden vierde ik Kerstmis in Midden-Amerika. In Guatemala om precies te zijn, in het kleine stadje Antigua, waar een grote kerk stond in het midden van een groot plein. Op dat grote plein waren honderden mensen aanwezig.
Er werd vuurwerk afgestoken, er was rook en door die rook bewogen zich meneren met maskers van papier-maché van soms wel 5 meter hoog. Dwars door die chaos werd een priester in een rolstoel naar voren gereden, die het kindeke Jezus, een Baby Born pop, in zijn armen hield om vooraan in de kerk in de kribbe te leggen.
Overal hing kerstverlichting
De dienst was een prachtig zooitje. De priester in de rolstoel werd naast het altaar gezet, waarna een jongere priester het overnam om in rap Spaans de schenker van een televisietoestel te bedanken. Daar besteedde verder niemand aandacht aan, want iedereen zat vrolijk in de kerkbanken te kletsen. Of eigenlijk naast de kerkbanken, die banken zaten niet zo lekker, dus waren er eigen terrasstoelen meegenomen die pontificaal in het midden van het gangpad werden neergezet. Er viel een kind, een kat begon te gillen, ik kreeg een baby in mijn armen geduwd. Het hoogtepunt van de dienst was dat de priesters en hun misdienaars in een enorme waas van wierook door het gangpad naar de uitgang schreden, maar op hun weg een klein zwart hondje in een kerstmanpakje tegenkwamen, waarvoor de stoet direct uiteen week. Toen priesters en wierook weer voorbij waren stond het hondje nog op exact dezelfde plek.
En overal hing kerstverlichting. Kleine sprietjes licht hingen van de dakspanten naar beneden, van het altaar naar de plavuizenvloer, in de kerstboom op het plein, te flonkeren.
Ik zag aan één balkon een slinger kerstlichtjes hangen
Aan die kerstlichtjes moest ik denken toen ik deze week de beelden uit Zuid-Korea zag. De halfslachtige coup van de president was afgewend, maar de mensen stonden nog met kaarsen in hun handen te protesteren tegenover gemaskerde mannen van het leger. Het hele land stond onder hoogspanning, met trillende hand werd een helikopter boven het parlement gefilmd, maar achter de rijen protestanten, parlementariërs en militairen zag ik aan één eenzaam balkon een slinger kerstlichtjes hangen. En die slinger liep van Zuid-Korea naar Midden-Amerika, naar New York waarover ik deze week las dat daar een huizenhoge kerstboom werd ontstoken, naar mijn eigen balkon waar sinds een paar dagen ook lichtjes branden.
Naast cynisch en romantisch is er nog een derde optie
En ik zou daar cynisch over kunnen doen. Ik zou kunnen zeggen dat het ophangen van kerstlichtjes slecht voor het milieu is, en bovendien een door Amerika ingeblazen gebruik, louter bedacht om het cadeautjes kopen, de commercie, vleugels te geven. Of ik zou er overdreven romantisch over kunnen doen, ik zou kunnen zeggen dat al die lichtjes, van Guatemala tot Nederland tot Zuid-Korea met elkaar verbonden zijn in hun schitteren. Dat is niet zo. Als dat wel zo zou zijn zou er kortsluiting ontstaan, gaan de lampjes uit en verder weinig meer.
Maar naast cynisch en romantisch is er nog een derde optie. Dat is de vrolijke constatering dat er blijkbaar een diepmenselijke behoefte bestaat, van Antigua tot New York tot Seoul, om kleine lichtjes te maken en die aan anderen te laten zien. Die constatering had ik net even nodig toen ik, na het zien van die couppoging maar ook al het andere nieuws, het journaal uitzette.