Het tv-journaal toont beelden van een door het Israëlische leger in puin geschoten populaire strandtent in Gaza. Het commentaar daarbij is ‘Onder de slachtoffers zijn veel vrouwen en kinderen’.
Een commentaar dat sinds de oorlog tussen Israël en Gaza haast dagelijks of in ieder geval wekelijks na een bombardement de beelden daarvan vergezelt. En mij iedere keer weer grote woede ontlokt.
Want waar zijn de mánnen? Waren er onder hen geen slachtoffers? Of niet veel slachtoffers? Of wel veel slachtoffers, mogelijk zelfs meer dan onder vrouwen en kinderen maar doet hun aantal er niet toe?
Of erger nog en niet minder waarschijnlijk, benoemen de commentatoren alleen ‘de dingen van waarde’ die weggebombardeerd zijn. En hebben in oorlog gesneuvelde mannen geen waarde meer of in ieder geval minder dan vrouwen en kinderen? Want mannen zijn voornamelijk kanonnenvoer?
En kan het daarom geen hond en zeker geen televisiekijker wat schelen of er veel of weinig mannen sneuvelen? Niet als het gewone burgers zijn en al helemaal niet als het soldaten zijn? Een in een oorlog gedode soldaat is blijkbaar geen oorlogslachtoffer maar oorlogspuin. Vooral als het een vijand is.
Het is geen mens meer. Het is oorlogsafval
Bij zo’n dode voelen we helemaal niks. Het is niet langer het dode lichaam van een kind, een vader, een geliefde. Het is geen mens meer. Het is oorlogsafval. Niet iets om verder woorden of beelden aan vuil te maken. Dat doen de media en wij dan ook vaak niet meer.
En zo kan het gebeuren dat in en rondom Gaza, in het Midden-Oosten en op de slagvelden elders in de wereld de lichamen van ontelbare jongens en mannen liggen te ontbinden. De commentatoren van deze wereld zullen aan hen geen woord meer wijten en over hen geen traan meer laten.
Ze tellen, letterlijk en figuurlijk, niet meer mee. Hoe koud en kil en talloos en naamloos die mannendoden tegemoet worden getreden, ook in onze ‘westerse’ verslaggeving, blijkt uit niets zo treffend als uit het volgende.
In meerdere van de landen die momenteel met elkaar in oorlog zijn, denk aan Rusland en Oekraïne, of er nu al vanuit gaan dat ze binnen afzienbare tijd in oorlog kunnen geraken, denk aan China, Estland, Letland, wordt alle mogelijke moeite gedaan het dalende geboortecijfer een halt toe te roepen of op te krikken.
Jeugdigen zo vroeg mogelijk oorlogsklaar
Zodat er op termijn voldoende ‘verse’ soldaten, ook wel ‘kanonnenvoer’, aangevoerd kunnen worden om de gesneuvelden te vervangen. Rusland en vooral Wit-Rusland doen daarbij opmerkelijke pogingen om jeugdigen zo vroeg mogelijk oorlogsklaar te maken. Dat is de basis van een oorlogscultuur.
Zo vertelde een goede kennis, als kind geboren en getogen in Wit-Rusland, mij onlangs dat kinderen in het (basis)onderwijs daar al worden getraind om te gaan met oorlogswapens en beschermingsmiddelen. Onder meer het zo snel mogelijk uit elkaar halen en weer in elkaar zetten van kalashnikovs en het op- en afdoen van gasmaskers.
Willen wij zelf zo een oorlogscultuur worden? Dat lijkt me bepaald nog geen uitgemaakte zaak. Maar als we daarvoor kiezen, mogen we geen enkel verschil maken tussen mannen en vrouwen.
Het kan, psychologisch gezien, ook geen toeval zijn dat het woord ‘soldaat’ stamt van het Latijnse woord solidus, dat zoveel betekent als massief, echt, solide.
Laten we daarom afspreken onze jongeren, jongens èn meisjes, tot zoveel mogelijk echt oorlogssolide mannen en vrouwen te vormen voor het geval dat.