Wie zich zorgen maakt over 'ontlezing' vergeet voor hoeveel ellende die zo verheerlijkte vaardigheid verantwoordelijk is geweest | column Jean Pierre Rawie
„Veel lezen maakt dom’’, placht mijn betreurde vriend Jan Lokin op te merken, er trouwhartig aan toevoegend dat hij dit inzicht ontleende aan zijn leermeester, de legendarische rechtshistoricus Scheltema.
Zo’n boutade kun je je natuurlijk alleen permitteren wanneer je een grote eruditie bezit (beide heren waren beroemde geleerden), zoals je alleen kunt zeggen dat geld je onverschillig laat als je geen financiële benauwenis kent.
Er is de laatste tijd veel te doen over de gebrekkige leesvaardigheid van kinderen. Velen blijken na het voltooien van hun opleiding niet in staat een zin van meer dan zes woorden te doorgronden, wat mede het gevolg schijnt te zijn van onderricht door op dat gebied zelf jammerlijk misdeelde leerkrachten.
Weggemoffeld stadje
Ik weet niet of dat tegenwoordig een nijpender probleem is dan weleer. Als ik in mijn geheugen wroet, geloof ik niet dat het in mijn knapenjaren anders was, al komt dat misschien doordat ik schoolging in een achterlijk, nabij de Duitse grens weggemoffeld stadje, waarvan ik mij de naam niet wens te herinneren. Ikzelf was de uitzondering, een bleekneuzige boekenwurm, en oogstte derhalve danige bevreemding bij mijn kameraadjes, die me ongenadig het leven zuur maakten.
Dat iedereen zou moeten kunnen lezen en schrijven, is een tamelijk recente gedachte, die ter wereld nog lang niet overal gedeeld wordt. In Europa was geletterdheid gedurende vele eeuwen iets voor een kleine elite, en dikwijls een onderwerp van spot (‘pennenlikkers’, ‘inktkoelies’); de meerderheid was analfabeet. Mocht iemand eens een brief willen versturen, dan wendde hij zich tot een specialist, die tegen betaling een epistel opstelde. Het is betreurenswaardig dat huidige letterkundigen, die het vaak niet al te breed hebben, deze bijverdienste door de neus geboord is.
Foute types
Bij de betere standen stond belezenheid eveneens in een kwade reuk, en veel vorsten konden nauwelijks hun naam schrijven. Er waren wel belangrijker dingen in het leven, knokkerij, (rokken)jacht, drinkgelagen. Nog steeds is het in die kringen enigszins suspect als iemand intellectuele neigingen koestert.
Al diegenen die zich zorgen maken over de zogeheten ‘ontlezing’ vergeten voor hoeveel ellende die zo verheerlijkte vaardigheid verantwoordelijk is geweest. Veel narigheid is ontstaan doordat foute types na kennisneming van één of ander opruiend geschrift de politiek ingingen, en wat te denken van alle oorlogen en slachtpartijen die plaatsgrepen nadat jan en alleman de Bijbel ging lezen?
Paolo en Francesca
Ook het beroemdste verhaal over moord en overspel uit de wereldliteratuur hangt samen met een boek. In zijn Divina Commedia stuit Dante in de eerste cirkel van de hel op het liefdespaar Paolo en Francesca. Francesca was uitgehuwelijkt aan de invalide Gianciotto, heer van Rimini, maar kreeg iets moois met diens jongere broer Paolo. Gianciotto kwam daar achter, en doodde hen beiden. Op Dantes verzoek vertelt Francesca hoe een Arthurroman aan hun misstap ten grondslag lag.
‘Op een dag lazen wij voor ons genoegen over Lancelot, en hoe de liefde hem in haar macht kreeg; we waren alleen en ons van geen kwaad bewust.’ Als ze dan bij de passage komen waar Guinevere door Lancelot wordt gekust, kussen zij elkaar eveneens, en ‘die dag lazen wij niet verder...’ Ik bedoel maar.