Op de eerste dag van de lente ging de dorpsschool naar de ijsbaan. De middag was allang gereserveerd, daar veranderde de stralende zon niets aan. Wel waren vrijwel alle kinderen hun handschoenen vergeten.
Het voelde onwerkelijk. Terwijl bijna iedereen vanwege de oorlog, de prijzen en het klimaat zoveel mogelijk energie probeerde te besparen, schiepen brommende machines bij 16 graden een kunstmatige ijsvloer. En toen je erop stapte, nadat je knielend de wiebelige kindervoetjes in schaatsjes had geduwd (‘zit ie er zo echt in?’) en helmpjes had vastgegespt op opgewonden hoofdjes (‘nog even stilzitten’), moest je bijna huilen.
Om de winter. Om sneeuwballen die we niet gooiden, mutsen die we niet droegen, water dat niet bevroor. Eén middagje hadden we wat gespeeld op een slootje met ijs. We gooiden met een stukje afgebroken zwart plastic − het was zo’n afvalslootje – waar we achteraan renden en dan glijdend een wedstrijdje deden wie het plasticje het eerste te pakken had.
Dat was alles. De hele winter.
Je zou het moeten zien als een zegen. Die zachte wintermaanden wisten de stookschade nog enigszins te beperken. Zelfs het westerse weer leek tegen Poetin. Of was het toch God die ingreep, ook al heeft het grootste deel van Nederland hem allang verlaten?
Ach, en je was die kwakkelwinter natuurlijk ook zo weer vergeten, net zoals de coronajaren al vervagen in onze herinnering. Wat niet gebeurt onthoud je ook niet. Totdat je dus, op de eerste dag van de lente nota bene, het ijs op gaat. Gillende kinderen om je heen. Drie slagen, het gevoel van glijden, en je weet alles weer.
Hoe het vroeger was en wat er allemaal kapot is.
De kinderen vonden het prachtig. Juf had via de oudergroepsapp (superhandig) nog handschoenen geregeld en er waren rekjes en sleetjes. Ze vielen, stonden op en gingen door. Niet stuk te krijgen. Ze maakten geen ruzie en zeurden nauwelijks. Behalve toen ze moesten stoppen.
Buiten wachtte de eerste lentedag geduldig totdat we terugkeerden uit de machine-gedreven illusie. De kinderen trokken hun jassen uit, stoven het klimrek op en de zon pompte ze gratis en voor niets vol energie.
Alles heeft een prijs, zeggen ze wel eens, maar dan vergeten ze de lente.