Een bijeenkomst over de Lelylijn op Hoofdstation Groningen met onder anderen Vivianne Heijnen (Staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat). Foto: Corné Sparidaens
Aanleggen van de Lelylijn is niet op voorhand een slecht idee, stellen Jeltsje van der Meer-Kooistra en Henk Folmer. Ze pleiten er wel voor om dat alleen te doen als de positieve effecten voor het Noorden hoger uitvallen dan de negatieve.
In het redactioneel commentaar van 15 mei stelt Johan de Veer naar aanleiding van ons artikel ‘Lelylijn is een investering in economie van de Randstad’ (DVHN, 11-05) dat wij de aanleg van de Lelylijn een slecht idee vinden. Dat klopt, maar om andere redenen dan aangedragen in het commentaar.
In ons artikel komen wij niet tot deze conclusie op basis van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (mkba), maar op grond van algemeen aanvaarde begrippen als afstandsfrictie, de behoefte aan clustering en face-to-face contacten. Met behulp van deze begrippen en enkele praktijkvoorbeelden maken wij aannemelijk dat de Lelylijn een omvangrijke verplaatsing van bedrijven van de Randstad naar het Noorden niet zal bewerkstelligen vanwege de aldaar aanwezige zakelijke contacten.
Om dezelfde redenen zal het voor noordelijke bedrijven aantrekkelijk worden zich richting de Randstad te verplaatsen zonder hun contacten in het Noorden op te geven. Ook een grote stroom van goed opgeleide personen van de Randstad naar het Noorden is niet te verwachten vanwege de carrièreperspectieven en het sociaal-culturele leven in de Randstad.
Evenmin zal de Lelylijn de huidige uitstroom van goed opgeleide personen uit het Noorden naar de Randstad stoppen. Pendelen met de Lelylijn biedt geen volwaardig alternatief voor alle voordelen van wonen in de Randstad, ondanks de nadelen van de grote woningnood aldaar.
Alleen bij meer positieve dan negatieve effecten
Op grond van bovenstaande overwegingen komen wij tot de conclusie dat de Lelylijn niet of nauwelijks zal bijdragen aan een substantiële stimulering van de economie en de bevolkingsgroei in het Noorden. Wij bepleiten de Lelylijn alleen aan te leggen als sociaaleconomisch onderzoek uitwijst dat de positieve effecten voor het Noorden hoger uitvallen dan de negatieve.
Wij benoemen in ons artikel ook een aantal alternatieven waarvan de opbrengsten wel grotendeels in het Noorden terecht zullen komen.
Wij vinden commentaarschrijver De Veer aan onze zijde met zijn opmerking dat het goed is om op een rij te zetten wat de Lelylijn oplevert. Maar hij zet niet de volgende stap. Integendeel, hij verwerpt de daarvoor meest geijkte methode, de mkba, die zowel in binnen- als buitenland veelvuldig is toegepast.
Hij waarschuwt de plannenmakers voor de Lelylijn niet in dezelfde val te trappen als bij de Zuiderzeelijn. Met andere woorden, hij verwerpt de methode omdat deze in zijn ogen een ongewenst resultaat heeft opgeleverd bij de beslissing over de aanleg van de Zuiderzeelijn.
Bezorgdheid ongegrond
Zijn bezorgdheid is echter ongegrond omdat het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in 2022 ruim twintig aanbevelingen hebben uitgebracht voor toepassing van een mkba bij onderzoek naar brede welvaarseffecten van beslissingen zoals de aanleg van de Lelylijn.
Deze aanbevelingen zijn een aanvulling op hun algemene mkba-leidraad van 2013. Wij voegen daar nog aan toe dat een mkba door het CPB en PBL zou kunnen worden uitgevoerd met inbreng van deskundigen uit onder andere het Noorden en dat een mkba onderdeel zou moeten zijn van een breder onderzoek waarbij ook alternatieven worden meegewogen.
Aan de waarschuwing van De Veer het Lelylijn-plan niet op voorhand af te schrijven voegen wij nog toe: bezint eer ge begint.
Jeltsje van der Meer-Kooistra en Henk Folmer zijn emeritus-hoogleraar financieel management en hoogleraar ruimtelijk economie, Rijksuniversiteit Groningen