Toen ik een heel stuk jonger was, en op de basisschool voor het eerst over de Tweede Wereldoorlog leerde, verwonderde ik mij erover dat het gras van Nederland in mei 1945 niet kilometers hoog stond. Want het kon toch niet zo zijn dat er ook maar één iemand, tijdens die vijf jaar verschrikking en vernedering en ja, toch ook wel spanning, op een lenteochtend doodgemoedereerd besloten had het gras te gaan maaien? De auto was gaan wassen? Een eitje bakte? Was niet iedereen de ganse dag bezig met verlies, verraad of verzet?
En meer dan twintig jaar na de basisschool verbaas ik mij er eigenlijk nog steeds over. Waar komt bij mensen in oorlogstijd die wil, of misschien beter gezegd die neiging vandaan om het normale leven zo goed en zo kwaad als het gaat toch door te zetten? Als ik mijzelf in een oorlog voorstel zie ik mij huilend in een hoekje zitten of boos tegen schenen van een ietwat vage vijand schoppen. Ik zie mijzelf geen uitje snijden in de keuken. Toch is dat wat mensen tijdens een oorlog doen.
De Oekraïners halen hun schouders op
Een vriend van mij is op het moment in Kharkiv, de tweede stad van Oekraïne en de miljoenenstad die het dichtst bij de frontlinie ligt. Hij is daar om foto’s te maken van orthodox Pasen. Zijn vriendin, die hem slechts af en toe kan bellen, vertelde mij dat de mensen daar erg blij zijn dat hij er is. Dat ze hem met alles willen helpen, met allerlei mensen in contact willen brengen, van alles willen laten zien omdat ze zich daar, in die grote stad met anderhalf miljoen inwoners, ontzettend vergeten voelen. Ze vertelde ook dat haar vriend veel tijd in schuilkelders doorbrengt. De Oekraïners niet. Die kijken als het alarm gaat op hun telefoon waarom het alarm gaat, halen dan, ook als het levensgevaarlijke raketten zijn, hun schouders op en besluiten, hoe gevaarlijk ook, maar gewoon door te gaan met hun gewone leven.
Jezelf op te heffen naar normaliteit, dat is verzet
Dat is oorlog. Oorlog is niet alleen maar bloed en dood en explosies, het is ook een vijand die het je onmogelijk probeert te maken een normaal leven te leiden. Daarom worden in Oekraïne niet alleen kazernes maar ook energiecentrales en scholen gebombardeerd. Daarom worden op de Westelijke Jordaanoever Palestijnse olijfboomgaarden vernield. Daarom werden in de Tweede Wereldoorlog mensen te pas en te onpas om hun identiteitspapieren gevraagd. En op dat soort momenten toch gewoon de ramen lappen, dat is, hoe klein ook, verzet.
Je in tijden van grote ellende bij de lurven weten te pakken en jezelf op te heffen naar een zekere vorm van normaliteit, dat is verzet. Maar let wel, dit zijn ook de mensen die met dat verheffend vermogen in vredestijd van normaal naar exceptioneel hadden kunnen gaan. Dat zoiets verschrikkelijks en bruuts als oorlog daar een stokje voor steekt is doodzonde.
Dus denk op 4 en 5 mei niet alleen aan soldaten, verzetshelden en clandestiene journalisten. Denk ook aan die man die elke dag een kopje thee bleef zetten voor zijn moeder. Denk aan de vrouw die grapjes maakt met haar kinderen, met bommen op de achtergrond. Denk aan de jongen die nog vel over been van de winter, in april het gras ging maaien. Zij hadden de Nobelprijs kunnen winnen, als het vrede was geweest.