Als je in de herfst naar een tuincentrum of kwekerij gaat is het niet moeilijk te geloven dat er heel veel astersoorten bestaan. In allerlei kleuren, vormen en maten, maar hoe groot het aanbod ook is, het blijft het puntje van een ijsberg.
Ruim gesorteerde kwekers voeren al snel een tiental of zelfs meer verschillende asters. Alpenasters, zomerasters en de meer bekende herfstasters. Dat lijkt veel, maar het aantal verbleekt bij de ruim zeshonderd soorten die in de natuur in Eurazië en Amerika te vinden zijn. Als je ook nog eens bedenkt dat kwekers al ruim tweehonderd jaar bezig zijn asters onderling te kruisen, kom je al snel op duizenden verschillende soorten en rassen.
Brian Kabbes
Brian Kabbes is noordelijk kweker van botanische rariteiten en tuinpublicist. Meer informatie: kabbes.nl
De meeste in de natuur voorkomende asters hebben onvoldoende sierwaarde of zijn zulke onbehoorlijke woekeraars dat ze ongeschikt zijn voor de meeste tuinen. Meer geschikte soorten zijn door ijverige kwekershanden aangepast. Ze hebben vlijtig nieuwe kleuren ontwikkeld, enthousiaste groeiers het woekeren afgeleerd of reuzen in groeikracht bedwongen, kortom ze hebben ze omgeturnd tot functionele tuinplanten.
Prairie-aster. Foto: Pixabay
Bij een aantal was dat niet eens nodig, deze zijn zo interessant dat ze zelfs zonder tussenkomst van verbeterende kwekers rechtstreeks uit de natuur in de tuin terecht zijn gekomen. De Gladde aster, Aster laevis is een aardig voorbeeld. De groeiwijze is prettig informeel zonder slordig te worden. De bloei rijk en luchtig, de bloemkleur aangenaam blauwlila. Bovendien is het een geweldige snijbloem, enkele takken vormen al een weelderig boeket. Aster turbinellus, de Prairie-aster lijkt er sterk op en is ook prima bruikbaar.
Herfstaster in de natuur. Foto: Brian Kabbes
Een derde voorbeeld, eveneens uit de Verenigde Staten, is de schermaster Aster umbellatus, die met gemak manshoog kan worden en bloeit in platte schermen, bestaande uit ontelbare witte bloemetjes. Deze plant kan zich uitzaaien, meestal zonder lastig te worden. Door de late bloei van deze soorten, van half september tot begin november, zijn het onmisbare drachtplanten, die de laatste nog actieve insecten van kostbare energie voorzien.
Schermaster. Foto: Pixabay
De tot dusver genoemde herfstasters zijn fors groeiende planten die anderhalve meter of meer hoog kunnen worden. Maar er zijn ook tal van compact groeiende alternatieven. Zoals de vele rassen van de dwergaster Aster dumosus. Sommigen zijn gedrochtig laag, anderen zijn met 30-40 centimeter meer in verhouding.
Ze behoren niet tot mijn persoonlijke favorieten, daarvoor is de dwergaster mij te stijf en harkerig. Smaak is uiteraard subjectief, maar zelf zie ik liever Aster amellus, de bergaster, een natuurlijker aandoende plant. Of de Calico-aster Aster lateriflorus ‘Horizontalis’ met tal van kleine, tweekleurige bloemen, al was het maar om de fraaie informele Nederlandse naam; Grootmoeders nachtjakje.
Grootmoeders nachtjakje. Foto: Pixabay
De bloemen van de sluieraster (Aster ericoides) zijn ook subtiel, de groeivorm is echter markant en bruikbaar als vormend element in beplantingen. Alle genoemde planten bloeien met gemak wekenlang en stellen weinig eisen aan de grond en de tuinier. En dat is precies zoals herfstasters zouden moeten zijn. Pretentieloze tuinplanten die ook zonder al te groene vingers langdurig en overtuigend presteren, vrij zijn van ziekten en kwalen en het najaar vrolijk inluiden en vervolgens luidruchtig vieren.