De 150 dassen van journalist Remco van Veluwen zijn vooral vintage of cadeau gegeven. Foto: Corné Sparidaens
Geen colbert maar hoodie, geen lakschoen maar sneaker. We kleden ons steeds informeler. Waarom zijn we zo casual geworden, en wat doet dat met ons? Journalist Remco (32) draait het deze maand om. „De meeste reacties zijn positief, soms word ik geplaagd.”
Tussen de spijkerbroeken en sneakers is hij een opvallende verschijning. Elke ochtend in oktober loopt journalist Remco van Veluwen (32) uit Groningen strak in pak het kantoor binnen. Geen sollicitatie, geen bruiloft – gewoon OcTieBer: de maand waarin hij de kunst van het netjes kleden herontdekt door dagelijks een pak en stropdas te dragen.
„Ongeveer driekwart van de reacties is heel positief”, vertelt hij. „Mensen zijn verrast en zeggen dingen als: ‘Wow, wat zie jij er goed uit!’ of ‘Ah, het is weer zover — Octieber!’ Dat soort opmerkingen zijn altijd leuk om te horen. Er is ook altijd een kwart die het een beetje vreemd vindt of me ermee plaagt, bijvoorbeeld door aan mijn das te trekken. Dat hoort erbij.”
Zeven jaar geleden raakte hij geïnspireerd door het fenomeen Octieber. „Ik las toen een blog van een man die zichzelf uitdaagde om in oktober elke dag een stropdas te dragen. Juist omdat dat niet meer zo gebruikelijk is”, zegt hij. „Mensen reageerden verbaasd of enthousiast, maar hij kreeg er vooral zelfvertrouwen door. Dat wilde ik ook ervaren.”
Remco van Veluwen (32) heeft meer dan 150 dassen. Foto's: Corne Sparidaens
Remco noemt zichzelf „van nature nogal een sloddervos en vrij chaotisch”, maar juist daarom vindt hij het experiment verfrissend. „Ik bereid het van tevoren voor – ik maak een lijstje van de 31 dassen en kijk welke outfit erbij past – maar ’s ochtends twijfel ik vaak alsnog. Dat hoort er een beetje bij, dat is part of the charm.”
Met uitzondering van één jaar houdt Remco, die inmiddels 150 dassen heeft, het al zeven seizoenen vol. Ook in zijn vrije tijd is hij trouw aan de uitdaging. „Zelfs als ik nergens heen hoef, draag ik even een overhemd met das. Je zult me in oktober niet in een hoodie op straat zien.”
Zijn experiment roept vragen op. Wat doet kleding eigenlijk met je? Geeft het zelfvertrouwen, of voelt het juist kwetsbaar om op te vallen in een tijd waarin gemak de norm is? En wanneer zijn we eigenlijk zo casual geworden?
Vroeger gold: hoe formeler, hoe beter
Eeuwenlang gold: hoe formeler, hoe beter. Begin vorige eeuw ging vrijwel geen man zonder das de deur uit. Mannen droegen pakken en hoeden, vrouwen jurken en handschoenen. Maar met de jaren zestig kwam de ommekeer: jongeren verzetten zich tegen stijfheid en hiërarchie.
„Het idee van individualiteit in kleding ontstond eigenlijk pas halverwege de twintigste eeuw”, vertelt promovendus María Uribe Silva (Rijksuniversiteit Groningen), die voor haar onderzoek in de geschiedenis van kleding is gedoken. „Mensen wilden zich toen meer onderscheiden: ‘ik wil niet dragen wat iedereen draagt’. Op het werk had je misschien nog een uniform, maar in je vrije tijd wilde je iets unieks laten zien.”
Remco van Veluwen (32) springt in het oog op de (vooral) casual geklede redactie. Foto: Corné Sparidaens
Vrijheid werd zichtbaar in spijkerbroeken en wijde shirts. De das verdween, de trui won terrein. In de jaren negentig deed Casual Friday’ zijn intrede. Al snel veroverde gemakkelijke kleding de hele week.
Over twintig of dertig jaar zullen we zeggen: Weet je nog, tijdens de pandemie veranderde onze kledingstijl?
„Na corona zagen we bijvoorbeeld hoe mensen vaker ruimzittende broeken en hoodies gingen dragen, alsof ze nog steeds thuis waren”, zegt Uribe Silva. „Over twintig of dertig jaar zullen we zeggen: ‘Weet je nog, tijdens de pandemie veranderde onze kledingstijl?’ Dat is het mooie aan mode: het weerspiegelt de tijdsgeest.”
Aan het begin van de twintigste eeuw was kleding vooral een teken van status, beroep of klasse. „In Chili, waar ik vandaan kom, is dat nog steeds zo”, vertelt ze. „Je kleding laat zien wie je bent, wat je werk is, welke sociale klasse je hebt. Een dokter hoort in een witte jas, anders voelt het niet echt. Kleding communiceert status en orde.”
Maar dat is in veel westerse landen veranderd. In de techwereld bijvoorbeeld zie je dat succesvolle mensen juist heel eenvoudig gekleed gaan, in jeans en een zwarte trui. „Dat is óók een vorm van taal”, zegt Uribe Silva. „Ze zeggen eigenlijk: ‘ik hoef mijn status niet te tonen, want ik héb die al’. Het is een andere strategie.”
Ze verwacht niet dat het tij zich nog zal keren. „Als we ons weer formeler gaan kleden, dan is dat omdat het even een trend is. Dat heeft niets met status te doen.”
‘Wat je draagt, beïnvloedt hoe je over jezelf denkt’
Toch blijkt iets van die oude magie te blijven hangen. Want zodra je kleding aanpast aan wie je bent en wat je wil bereiken, gebeurt er iets, zegt Annelies Dijkstra (32) uit Groningen. Ze is imagostylist met een achtergrond in de psychiatrie en combineert haar liefde voor psychologie en mode: hoe kleding niet alleen laat zien wie je bent, maar ook beïnvloedt hoe je je voelt.
„Dat kleding echt invloed heeft op hoe we ons voelen én presteren, is wetenschappelijk onderzocht", vertelt ze. „Wat je draagt beïnvloedt niet alleen hoe anderen je zien, maar ook hoe jij over jezelf denkt. Dat heet enclothed cognition.”
De imagostylist verwijst naar een experiment van onderzoeker Adam Galinsky: twee groepen deden dezelfde test – de ene in een schildersjas, de andere in een doktersjas. „De ‘dokters’ scoorden beter, simpelweg omdat ze de kwaliteiten die ze met die kleding associeerden – precisie, concentratie – tijdelijk overnamen.”
Annelies Dijkstra (32) is imagostylist en combineert psychologie met kledingstijl. Foto: Dorien Hupkes
Annelies adviseert vooral vrouwen in leidinggevende functies en professionals die hun uitstraling beter willen laten aansluiten bij wie ze zijn en wat ze willen bereiken. „Het gaat niet om trends of dure merken”, zegt ze, „maar om kleding als middel om zelfvertrouwen uit te stralen en gezien te worden op een manier die bij je past. Dat geldt voor zowel mannen als vrouwen.”
En dat werkt volgens haar heel concreet: „Wil je betrouwbaarder overkomen? Kies symmetrische lijnen en gladde, gestreken stoffen. Wil je toegankelijker zijn? Laat iets van jezelf zien: opgestroopte mouwen, een open hals, een beetje lucht. En wil je autoriteit uitstralen? Ga niet voor een bloemetjesblouse, maar voor contrast, structuur en scherpe lijnen. Ons brein reageert instinctief op vormen en materialen.”
„Durf op te vallen”, tipt Annelies. „Dat willen we vaak niet, dat is een beetje taboe. Maar als jij merkt dat je niet altijd gezien wordt, kijk dan eens of je uitstraling dat misschien niet genoeg ondersteunt. Soms laat je kansen liggen doordat je letterlijk ‘te weinig zichtbaar’ bent.”
Jasje-dasje geeft zelfvertrouwen
Remco durft in elk geval zichtbaar te zijn. Halverwege zijn experiment OcTieBer merkt hij dat netjes kleden niet alleen reacties oproept, maar ook iets met hemzelf doet. „Iedereen heeft wel eens een offday, zo’n dag dat je het liefst niemand ziet”, zegt hij. „Dan helpt het om netjes gekleed te gaan. Het maakt de dag niet perfect, maar jasje-dasje geeft nét dat beetje extra zelfvertrouwen. Ik houd me altijd aan mijn eigen regel: ook als ik geen zin heb, draag ik een das.”
Wat het hem vooral oplevert? Remco denkt even na. „Plezier”, zegt hij dan. „Ik vind het echt leuk om te doen, elk jaar weer. Het is een uitdaging, maar ook iets waar ik trots op ben als het weer lukt. Daarnaast is het een oefening in discipline en aandacht, een manier om iets met opzet en zorg te doen in een tijd waarin gemak vaak de norm is.”
Hij lacht: „Ik heb niet de illusie dat ik anderen massaal inspireer om mee te doen. Maar als ik met mijn project anderen even laat glimlachen of nadenken over hoe kleding invloed heeft op hoe je je voelt, dan is dat mooi meegenomen.”