Langs de kade in Cancale staan vele oesterstalletjes. Foto: Shutterstock
Je kunt het fietsen, de Traversée Bretonne. En toegegeven, het is een mooie fietsroute die je van Nantes langs 570 landschappelijke kilometers van de zuid- naar de noordkust van Bretagne brengt. Mag ook elektrisch. Wij fietsen slechts een klein stukje, want we hebben belangrijke dingen te doen tijdens de tussenstops. Eten en drinken bijvoorbeeld. Dus nemen we ook wat spoorlijntjes. Die zijn er ook genoeg.
Het is de moeite waard om de traversée culinair te maken. Waarbij we meteen bij het beginpunt – of eindpunt, al naar gelang je keuze – met de neus in de boter vallen. Of beter: in de oesters. Het plaatsje Cancale, aan de Baai van Mont-Saint-Michel, is een mekka voor oesters. De kwekerijen strekken zich voor je neus uit in het ondiepe water van de baai, terwijl je op de kade bij de stalletjes voor een habbekrats kneiterverse oesters kunt eten.
Oesters in Cancale. Foto: Jacques Hermus
Zes euro voor twaalf oesters, prijzen waarvoor je in Nederland meteen zo’n dozijn zou bestellen. Wat we dus ook doen, want Fransen tikken gemakkelijk deze portie oesters weg. Met witte wijn uiteraard, die je ook gewoon op de kade kunt laten inschenken. Met een beetje geluk en mooi weer zie je aan de overkant van de baai de Mont-Saint-Michel uit het water oprijzen.
Het stadje eert ook de vrouwen uit het verleden: een standbeeld van de vrouwen met manden vol oesters verzinnebeeldt de kracht van de inwoonsters die met de verkoop ervan moesten overleven als de Bretonse vissers maanden van huis waren om voor de kusten van Newfoundland te vissen.
Standbeeld voor de oestervrouwen Foto: Jacques Hermus
Kruiden, specerijen en gedroogde zeewieren
Cancale is ook het stadje met beroemde culinaire inwoners. Bertrand Larcher bijvoorbeeld, die hier een restaurant heeft met een Michelinster, maar daaronder het Café Breizh uitbaat, een crêperie met de beroemde galettes bretonnes, de boekweitpannenkoekjes waarover we een paar weken geleden schreven. Dat Café Breizh is zo succesvol, dat er nu ook een reeks vestigingen in onder meer Parijs, Lyon, Las Vegas, Tokyo en Perth (Aus) zijn.
De andere lokale beroemdheid is Olivier Roellinger, bekend van zijn driesterrenrestaurant Le Coquillage. Maar nog bekender van zijn Epices Roellinger. De chef toverde zijn Maison de Voyages in Cancale om tot een soort culinair laboratorium, waar hij kruiden, specerijen en gedroogde zeewieren omtoverde tot een keur aan kruidenmengsels. Naast de kruidenwinkel in Cancale heeft hij nu ook winkels in St. Malo en Parijs, en tot diep in Frankrijk worden zijn kruiden gebruikt door chefs en patissiers.
Saint Malo. Foto: Shutterstock
Via een schitterende kustroute fietsen we naar Saint-Malo. Langs landerijen met bloeiende aardappelvelden, weelderige groentetuinen en mooie landhuizen (malouinière) van de gegoede burgers van dat havenstadje. De oude binnenstad van St. Malo (de ville intra-muros) is tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar gebombardeerd door de geallieerden, maar verrijst binnen de oude en herstelde stadmuren alsof het er altijd heeft gestaan. Het ziet er aan de buitenkant wat streng uit, met de verdedigingsmuren, maar erbinnen is het een levendige bedoening in de met kinderkopjes geplaveide straten.
Beurre Bordier, met de hand gekarnde boter. Foto: Jacques Hermus
Levendig vooral met toeristen, die we culinair graag naar de Rue de L’Orme willen sturen. Daar vinden we een Maison Breizh – inderdaad van Bertrand Larcher – dat helemaal aan boekweit is gewijd, een heerlijke delicatessenwinkel Baba au Rhum en de – volgens kenners – beste botermaker ter wereld. Beurre Bordier is een begrip, omdat de boter nog letterlijk met de hand wordt gekarnd en per stuk in de winkel met de hand geperst en ingepakt.
La Cale Solidor. Foto: Jacques Hermus
Voor de lekkerste vissen
Saint Malo was een oude handelsstad – de Franse versie van onze Oost-Indische Compagnie was er gevestigd – en natuurlijk een vissersstad. Maar voor de lekkerste vissen verlaten we de binnenstad om ons in de wijk Saint-Servan te laten verrassen door chef Hervé Nicolas. In zijn restaurant Le Cale Solidor serveert hij glimmend van trots zijn hand geraapte wilde oesters, coquilles en abalone, of zee-oor.
Handgedoken coquilles bij La Cale Solidor. Foto: Jacques Hermus
Dat hij als amuse een stukje Hollandse oude kaas serveert is een grapje voor de Nederlandse gast: een van zijn beste vrienden is kaasmaker Koopman uit Noord-Holland. Nicolas haalt alles uit de directe omgeving. En dat maakt het eten bij de ondergaande zon aan de kaai van de prachtige baai een onvergetelijke ervaring.
Met de trein naar de hoofdstad
Door naar Rennes, nu met de trein. De hoofdstad van Bretagne – Roazhon in het Bretons – is een stad met een paar gezichten. Het station is een modernistische mismatch met de oude binnenstad, waar restanten van eeuwenoude stadsmuren, middeleeuwse vakwerkhuizen en smalle straatjes het beeld bepalen.
De oude binnenstad van Rennes. Foto: Shutterstock
Een van die smalle straatjes, de Rue St. Michel, heet in de volksmond de Rue du Soif, ‘straat van de dorst’, omdat er zoveel kroegen en bars zijn: Rennes heeft een behoorlijke studentenpopulatie, vandaar. En een hongerige populatie, zo blijkt uit de drukte op de zaterdagmarkt Marché des Lices, de op één na grootste markt van Frankrijk.
Rennes, Marches des Lices. Foto: Jacques Hermus
In de twee hallen staan zo’n driehonderd marktkooplui in groente- en fruitkramen en vlees- en vishandels. Tegen het middaguur puilen de terrassen uit van het winkelend publiek, en je mag gerust je eigen stuk kaas opeten als je maar een glas bestelt. Wel even vragen. Anderen sluiten zich aan in de rijen voor de kraampjes met galettes aux saucisses van Rennes. Opgerold rondom een lokaal worstje. Een soort hotdog in laagjes gekleed.
Hier bruist en danst het
In Rennes stikt het natuurlijk van de restaurants, maar we lichten er graag twee uit. De eerste is Bombance, gevestigd in een oud theater. Opgezet door Pierre Hollerich, een jonge, roodwoestbebaarde viking die na culinaire omzwervingen in toprestaurants in Londen en Parijs terugkeerde naar zijn geboortestreek. Hier worden natuurwijnen geserveerd en eten in een snelle bistrovorm. Een plek waar studenten en zakenlui, vriendinnen en de solo-gast zich in een zachtmoedig bruisend met elkaar mengen.
Pierre Hollerich, de eigenaar van Bombance. Foto: Jacques Hermus
Meer bruis, maar dan ook echt, is de combinatie van La Berzingue en La Mirlitantouille. De eerste is een tapasbar met veel (natuur)wijnen, de ander een brasserie. Naast elkaar en achterlangs verbonden met een keuken. Want beide zijn eigendom van een lokale ondernemer die – net als die van Bombance – na culinaire omzwervingen in Parijs is teruggekeerd naar huis. Maar grootstedelijke branie heeft hij wel, en daarmee de sfeer geïnjecteerd. Hier bruist en danst het, personeel vliegt heen en weer, je kunt je glas van de bar meenemen naar het restaurant of je neemt je bordje mee naar buiten. Een belevenis.
Bekend om zijn suikerwerken en patisserie
Tenslotte nemen we de trein naar Nantes. Het ligt niet in Bretagne, maar is de hoofdstad van de regio Pays de La Loire en van het departement Loire-Atlantique. Toch kijkt Nantes met een schuin oog naar Bretagne, want het was eens de hoofdstad van dit hertogdom. Nantes is echter veel groter dan Rennes, is een belangrijke havenstad (met Saint-Nazaire als steunpunt aan de kust) en een bruisende studentenstad.
La Cigale. Foto: Jacques Hermus
Culinair staat het vooral bekend om zijn suikerwerken en patisserie. Zoals de de rigolettes en de berlingots. De eerste is een licht krokant snoepje, bestaand uit een omhulsel van gekookt suiker en een vulling van vruchtenmarmelade, in 1902 uitgevonden door de kruidenier Charles Bohu, die zijn nieuwe creatie de naam van zijn poes had gegeven. De berlingot bestaat uit gekookte suiker met een smaakje, die vervolgens met de hand wordt gekneed, tot worst gerold en in kussentjes (berlingots) gesneden. Tenslotte is er de luchtige gateau Nantais, een taartje, en de fouace, een zoete stervormige brioche.
Les Rigolettes Nantaise. Foto: Jacques Hermus
Schitterend art nouveau-decor
En Nantes is natuurlijk de hoofdstad van de Muscadet uit de pays Nantais. Ruimschoots geschonken in de resto’s van de stad. Bijvoorbeeld bij het bekendste restaurant van de stad, La Cigale. Bekend door zijn schitterende art nouveau-decor en zijn klassieke brasseriekaart. Hier wordt je steak tartaar nog gewoon aan tafel bereid.
Schuimige risotto bij Le Petit Boucot. Foto: Jacques Hermus
Een ander klein pareltje troffen we in Le Petit Boucot. Een kleine bistro met houten tafeltjes en stoelen, een gemoedelijke sfeer en fantastische gerechten. De ravioli met garnaal en varkensvlees en soja is geniaal, de risotto met paddenstoelen en confit de canard wordt een beetje schuimend geserveerd. Met een glas wijn erbij kun je al snel geen pap meer zeggen, laat staan fietsen. Mocht je dat wel willen doen, voor de traversée kun je aankloppen bij betterplaces.nl/bijzondere-fietsroute-door-bretagne