Chiel van Oosterhout bij de plek waar hij op 1 januari 2000 zwaargewond raakte door een vuurwerkongeluk: café De Groene Weide op Terschelling. Foto: Neeke Smit
Het was het moment waarop zijn leven voorgoed veranderde. Maar van dat moment weet Chiel van Oosterhout zelf helemaal niets meer. Op 1 januari 2000 overleefde hij ternauwernood een ernstig vuurwerkongeluk op Terschelling. „Om hulp durven vragen was mijn allergrootste overwinning.”
Soms denken mensen dat hij een grap maakt of ze in de maling neemt. Dan vraagt hij of ze heel misschien weten waar perron 7 is, terwijl hij recht onder het bordje van de NS staat. Om te voorkomen dat andere treinreizigers hem vol onbegrip aanstaren, neemt Chiel van Oosterhout (57) tegenwoordig altijd zijn blindenstok mee op reis. „Dan krijg ik een arm aangeboden en ben ik ineens minder dom.”
Zonder blindenstok valt het ook eigenlijk niet aan hem te zien. Ja, zijn brillenglazen zijn wat dikker dan bij de meeste mensen. En wie heel goed kijkt, ziet dat zijn ogen van elkaar verschillen. Het ene oog van Van Oosterhout is van glas en het zicht in zijn andere oog is nog slechts 20 tot 25 procent. Maar daar is hijzelf gelukkig mee, want 25 jaar geleden was er voor hem niets anders dan duisternis.
Een groot feest
Op 31 december 1999 heeft Van Oosterhout het erg druk. Hij is dan werkzaam als bedrijfsleider in café-restaurant De Groene Weide op Terschelling. Samen met eigenaar Hessel van der Kooij en alle medewerkers is hij al de hele dag in touw om van de jaarwisseling een groot feest te maken. Het plan is om het nieuwe millennium met veel champagne en een groots vuurwerk in te luiden.
„Het was natuurlijk een bijzondere jaarwisseling. We hadden flink ingeslagen en het nieuwe jaartal hing met knipperende lampjes op de gevel. Ik weet nog dat ik mensen een gelukkig nieuwjaar heb gewenst, maar wat er daarna is gebeurd heb ik van anderen gehoord. Ik weet zelf alleen nog dat ik twee weken later wakker werd en dacht dat ik in een oorlogsgebied terecht was gekomen.”
Van Oosterhout raakte veel kwijt door het vuurwerkongeluk: zijn relatie, zijn werk en kan sindsdien heel veel dingen niet. Foto: Neeke Smit
Van Oosterhout ziet niks, ligt vastgebonden op een bed en hoort alleen in de verte wat stemmen. Hij voelt dat er allerlei slangen aan zijn lijf vastzitten, maar heeft geen idee wat er aan de hand is. „Ik heb tien dagen in coma gelegen en kreeg morfine toegediend. Dat is natuurlijk fantastisch spul tegen de pijn, maar daardoor word je ook wel een beetje wappie. Ik snapte er helemaal niets van.”
Pas later ontdekt Van Oosterhout dat hij in het UMCG in Groningen ligt en wat er met hem is gebeurd. „Toen ik ze eenmaal weer op een rijtje had, werd mij verteld dat er vuurwerk in mijn gezicht was ontploft. Dat ik tien dagen in coma had gelegen en dat de artsen pas na zeven dagen durfden te zeggen dat ik het zou overleven. Omdat ik toen weer zelfstandig begon te ademen.”
Puzzelstukjes
Als zijn vrouw, vrienden en collega’s hem komen bezoeken, vallen de puzzelstukjes langzaam op hun plaats. Na het aftelmoment en de eerste nieuwjaarswensen, is het tijd om vuurwerk af te steken. Van Oosterhout ontfermt zich over een grote sierdoos, maar daarna gaat het helemaal mis: het vuurwerk explodeert in zijn gezicht. Veel mensen zien het gebeuren en er ontstaat paniek.
„Er was stomtoevallig een arts op straat. Die heeft tegen mijn vrienden en collega’s gezegd dat ze mij per se plat op de grond moesten houden. Om zo te voorkomen dat er nog meer stuk zou gaan in mijn gezicht. Dat moet vast gruwelijk zijn geweest om te zien. Ik heb toen voor mijzelf, mijn vrienden en heel wat mensen op het eiland de jaarwisseling verpest. Een feest was het niet meer...”
Van Oosterhout lag tien dagen in coma, verbleef twaalf dagen in het ziekenhuis en daarna nog vijftien weken in een revalidatiecentrum. Foto: Neeke Smit
Van Oosterhout heeft bijna 26 jaar later nog altijd geen idee wat de oorzaak van het ongeluk is. Heeft hijzelf een fout gemaakt? Is er iets of iemand tegen het vuurwerk aangebotst? „Er is in ieder geval iets fout gegaan, maar ik weet niet wat. Ik ben ook niet te lang stil blijven staan bij het ongeluk en waar het nou aan lag. Dat heeft ook geen nut, want ik krijg mijn ogen er toch niet mee terug.”
Ineens behoorde ik tot een ‘bepaalde’ groep: blinden en slechtzienden
Na twaalf weken in een ziekenhuisbed verhuist Van Oosterhout naar een revalidatiecentrum in Apeldoorn. Daar leert hij met een blindenstok lopen, hoe je braille kunt lezen en ook hoe hij zich thuis kan redden met bijvoorbeeld koken. „Dat was een fantastisch instituut, maar ik vond het ook best confronterend. Ineens behoorde ik tot een ‘bepaalde’ groep: blinden en slechtzienden.”
Vragen om hulp
De belangrijkste les die Van Oosterhout in Apeldoorn leert, is het durven vragen om hulp. „Dan werden we de stad ingestuurd om een Pritt-stift of een blik bonen te halen. Dan ga je naar de supermarkt en moet je iemand vragen. Ik had een heel zenuwachtige jongen mee. Die vond het allemaal ongemakkelijk en vroeg zich af hoe we weer bij het revalidatiecentrum zouden komen.”
„Toen heb ik tegen die jongen gezegd: ‘Hé, ik heb nu 300 euro in mijn kontzak zitten. We gaan zo samen de kroeg in, drinken een biertje en dan bellen we gewoon een taxi. Ik probeerde hem een beetje op te naaien om hem gerust te stellen”, zegt Van Oosterhout lachend. Na vijftien weken in Apeldoorn mag hij terug naar Terschelling. Maar thuis staat hij er plotseling helemaal alleen voor.
Om hulp durven vragen is de belangrijkste les die Van Oosterhout heeft geleerd. Foto: Neeke Smit
Zijn vrouw besluit hem namelijk te verlaten en dus is Van Oosterhout vooral aangewezen op de hulp van vrienden, familie en buren. „Mijn vrouw zag het blijkbaar niet zo zitten om samen te moeten leven met een invalide en daarna belandde ik in een soort tweede puberteit. Ik ben twee jaar lang vooral bezig geweest met drank en ook heel dwars zijn voor alle mensen om mij heen.”
Van Oosterhout worstelt enorm met de gevolgen van het ongeluk en alles wat hij heeft verloren: zijn relatie, zijn baan en eigenlijk niets meer zelfstandig kunnen doen. „Ik vond dat mij te veel was afgenomen en dat ik er zelf maar een feestje van moest maken. Nou, dat heb ik gedaan... De timing van het ongeluk was sowieso dramatisch, want ik zat net midden in een verbouwing van ons huis.”
Fuck you-mentaliteit
Na zijn terugkeer op Terschelling helpt Van Oosterhout mee bij het afmaken van zijn woning. Hij lakt de trap en voelt met zijn vingers of de hele trede nat is van de verf. Ter controle roept hij dan de hulp van zijn vader in en daarna gaat hij door met de volgende treden. „Ik ontwikkelde een fuck you-mentaliteit. Ik wilde laten zien dat ik nog van alles kon doen. Daar was ik ook trots op.”
Het zicht in zijn ogen valt in die tijd het beste te vergelijken met kijken door een boterhamzakje. Van Oosterhout ziet wel contouren, maar niets is scherp. Als de hechtingen uit zijn oog verwijderd worden, kan hij een contactlens krijgen. Daardoor neemt zijn zicht ineens toe naar 20 tot 25 procent. „Ineens zag ik weer letters op een poster in plaats van een groot wit vlak.”
Ik zei dat ik voor het eerst in een half jaar weer die lelijke kop van mijn ouweheer kon zien
Wanneer de lens eenmaal in zijn oog zit, vraagt de arts in het ziekenhuis vol spanning wat Van Oosterhout kan zien. Deze kijkt in eerste instantie vooral naar het vragende gezicht van zijn vader. „Ik zei dat ik voor het eerst in een half jaar weer die lelijke kop van mijn ouweheer kon zien. Mijn vader lag in een deuk en viel mij lachend in de armen, maar de arts vond het een beetje ongemakkelijk.”
Voor Van Oosterhout is het vooral een opluchting dat hij het gezicht van zijn dochter weer kan zien. „Dat maakte mij heel verdrietig. Het greep mij elke keer weer bij de strot, ondanks dat ik best trots op mijzelf was. Het was een hele emotionele rollercoaster.” Inmiddels heeft de Terschellinger zijn leven weer helemaal op de rit: hij is opnieuw getrouwd en heeft later nog een zoon gekregen.
Harses stoten
„Ik kan nog steeds een heleboel niet. Als iets mij niet lukt, dan probeer ik het nog twee of drie keer. Daarna geef ik het op. Anders word ik bloedchagrijnig. Soms stoot ik 25 keer per dag mijn harses of struikel ik weer over een stoeprandje. Mijn vrouw zegt dan altijd dat de Rotterdammer in mij boven komt drijven. Daar ben ik geboren en op zulke momenten hoor je dus de ene tering na de andere.”
Van Oosterhout heeft nog jaren gewerkt als bedrijfsleider bij De Groene Weide en kreeg toen veel hulp van zijn collega’s. Die baan heeft hij inmiddels opgegeven. Hij werkt nu een of twee dagen per week bij een voedselgroothandel. Als bijrijder op een vrachtwagen helpt hij met het laden en lossen van groente, drank en andere levensmiddelen op het eiland. Daarmee redt hij zich prima.
Van Oosterhout raakte het zicht in een oog volledig kwijt en ziet met het andere oog 20 tot 25 procent. Foto: Neeke Smit
„Het voordeel aan wonen op een eiland is dat je op een gegeven moment elk stoeprandje of opstapje wel leert kennen. In zo’n kleine gemeenschap is iedereen ook wel bereid om mij te helpen. Ze kennen mijn verhaal en dat ik soms even hulp nodig heb. Maar soms overschatten mensen mij: als de zon fel schijnt, dan zie ik heel weinig en struikel ik nog steeds over iedere stoeprand hoor.”
Aan het ongeluk zelf denkt Van Oosterhout niet vaak meer, maar sinds die ene rampzalige dag is het vieren van de jaarwisseling voor hem nooit meer hetzelfde geweest. „Het is altijd leuk en gezellig, maar ik krijg op de avond zelf een unheimisch gevoel en een brok in de keel. Maar ik vind vuurwerk nog steeds mooi. Als je een auto-ongeluk hebt gehad, vind je ook niet elke auto lelijk.”
Cobra’s kopen
Maar vuurwerk afsteken en opzoeken doet Van Oosterhout niet. Hij heeft zijn kinderen ook altijd voorgehouden om voorzichtig te zijn. „We waren eens op visite toen een jochie aan mijn zoon vroeg of hij nog Cobra’s wilde kopen. Ik zei: ‘Als je dat maar uit je kop laat, want ik breek je beide benen’. Dat andere jongetje heb ik de gevolgen laten zien door met mijn bril op mijn glazen oog te tikken.”
Het jochie is zwaar onder de indruk. Die reactie is voor Van Oosterhout het teken om iets te doen met zijn levensverhaal. Samen met ex-politieman Kees Jan Doeksen gaat hij elk jaar langs de basisscholen en de eerste twee klassen van de middelbare school. Welke versie van het verhaal hij vertelt hangt af van de klas. „Vaak de geciviliseerde versie, maar soms zijn wat meer details nodig.”
Van Oosterhout geeft tegenwoordig voorlichting over de gevaren van vuurwerk op scholen. Foto: Neeke Smit
Zeker als de stoere mannetjes in de klas al over Cobra’s beginnen nog voordat beide mannen aan hun verhaal zijn begonnen. „Dan zeg ik tegen zo’n gozertje: ‘Wil jij later niet in een dikke Land Rover over het strand cruisen? Nou, dat mag ik dus niet meer.’ Dan wordt het al gauw heel stil hoor. De meisjes waarschuw ik voor domme jongetjes en dat ze altijd hun veiligheidsbril op moeten zetten.”
Want dat een vuurwerkongeluk veel meer kost dan een oog of een vinger, kan Van Oosterhout uit ervaring vertellen. „Het heeft enorme gevolgen gehad voor mijn hele leven. Ik vertel de kinderen dat de andere sekse je misschien niet meer zo leuk vindt zonder een handje of als je een vingertje mist. En dat je die leuke studie misschien wel kunt vergeten of helemaal niet meer kunt studeren.”
Recht in mijn smoel
Het aanstaande vuurwerkverbod speelt dit jaar een belangrijke rol tijdens de voorlichtingen van Van Oosterhout en Doeksen. Maar hij heeft weinig hoop dat het probleem hiermee opgelost gaat worden. „Ik denk dat dit nog jaren en jaren gaat duren. Er waren al jochies die recht in mijn smoel zeiden dat ze de Cobra’s uit België zouden halen. Ik ben bang dat een grote groep dat gaat doen.”
Van Oosterhout viert dit jaar oud en nieuw traditioneel thuis met vrienden en familie. Zijn hond vindt vuurwerk namelijk heel wat minder leuk dan hij. 25 jaar na het ongeluk durft de Terschellinger wel te zeggen dat hij geluk heeft gehad. Na het ongeluk was zijn gezicht nog flink gehavend door de kruitsporen van de explosie, maar op zijn ogen na is zijn gelaat ongeschonden gebleven.
De neuroloog vertelde dat het eigenlijk een wonder is dat ik zo normaal functioneer
„Al waren we laatst wel bij de neuroloog om foto’s van mijn hersenen te bekijken. De arts legde uit dat alles wat wit was, beschadigd weefsel was. Toen zei mijn vrouw: ‘Ja, maar de hele linkerkant is toch wit?’ De neuroloog vertelde dat het eigenlijk een wonder is dat ik zo normaal functioneer. Of dat echt zo is kun je beter aan mijn vrouw vragen, maar ja: het had veel erger af kunnen lopen.”
Vuurwerkshow als alternatief?
Het wordt lastig om een goed alternatief te vinden voor het consumentenvuurwerk, zo denkt Chiel van Oosterhout. Het organiseren van vuurwerkshows wordt vaak genoemd, maar daar heeft hij zijn twijfels over. „Als zo’n show in West-Terschelling zou zijn, dan zou het hele eiland die kant op moeten. Maar die mogen om 23.45 uur niet meer rijden hoor.”
Daarnaast denkt Van Oosterhout dat er lang niet genoeg mensen zijn om al die shows te organiseren. „Die club is ook onderbemand. Zoveel mensen met een papiertje zijn er helemaal niet. Zo’n show is prachtig, maar als mensen in hun eigen dorp al vanaf het einde van de middag aan de bubbels zitten, wordt het lastig om daarheen te komen.”