Rene de Vries heeft een boekje geschreven over zijn nichtje Annette, die in de oorlog door de nazi's in Auschwitz is vermoord. Foto: Jan Zeeman
Bijna een kwart van de Nederlanders denkt volgens onderzoek dat de Holocaust een mythe is of dat de Jodenvervolging zwaar is overdreven. René de Vries (90) uit Loppersum, die als Joodse jongen ondergedoken zat, reageert: ‘Ik kijk er van op. Nee, ik ben niet boos.’
De Claims Conference, een internationale belangenorganisatie voor Holocaustoverlevenden, hield vorige maand een onderzoek onder tweeduizend Nederlanders. Ze meldt op haar website dat uit nieuw onderzoek blijkt dat bijna een kwart van de Nederlandse Millennials en GenZ gelooft dat de Holocaust een mythe is of wordt overdreven. Ruim de helft van de deelnemers zou niet weten dat er in de oorlog zes miljoen Joden zijn vermoord. 53 procent noemt Nederland niet als een land waar de Holocaust plaatsvond. 27 procent weet niet dat Anne Frank in een concentratiekamp is gestorven. Deskundigen zetten vraagtekens bij de methodiek en vragen zich hardop af of het onderzoek representatief is.
‘Ik kijk er van op. Scholen besteden veel aandacht aan Holocaust’
René de Vries uit Loppersum, die jarenlang voor Herinneringscentrum Kamp Westerbork lezingen gaf op scholen, schrikt niet van het nieuws. ,,Nee, ik ben ook niet boos. Waarom zou ik? Die periode heb ik al lang achter me gelaten. Het is natuurlijk niet goed. Het heeft ook met de interesse van jongeren te maken. Maar ik kijk er wel van op. Ik weet dat Westerbork en ook scholen veel aandacht aan dit onderwerp besteden. Ik heb wel eens iemand ontmoet die de Holocaust ontkende. Dan zei ik maar niks. Wat moet je nou tegen zo iemand zeggen? Dat heeft geen enkele zin.’’
In het boek dat in 2020 op initiatief van verscheen, vertelt hij over zijn ervaringen in de oorlog. Vlak voor de invasie door de Duitsers probeert de familie naar Engeland te vluchten. Ze zitten in een gehuurde villa nabij IJmuiden. ‘Mijn vader had een groothandel in stoffeerdersmaterialen en woningtextiel aan de Coehoornsingel in Groningen. Mijn grootvader had die villa vlak voordat de oorlog uitbrak gehuurd. De bedoeling was dat we snel naar IJmuiden konden vluchten als de Duitsers zouden komen. De schrik voor de Duitsers zat er sinds de Kristallnacht goed bij ons in. Die sloeg in als een bom.’
In de nacht van 9 op 10 november 1938 werden in heel Duitsland Joden aangevallen en synagogen en winkels vernield. Aanleiding was de aanslag door Herschel Grynszpan in Parijs die, woedend over de behandeling van Duitse Joden, een Duitse diplomaat doodschoot. Veertienhonderd synagogen werden in brand gestoken en bijna 7500 winkels vernield. Ook huizen, scholen en begraafplaatsen werden aangevallen. Ruiten werden ingegooid, vandaar het woord Kristallnacht. De brandweer had het bevel branden niet te blussen. Er vielen honderden doden.
Een rij Joodse winkels op de dag na de Kristallnacht. De Nazi-partij NSDAP beval vandalen en relschoppers om synagoges te verbranden en eigendom van Joden te vernielen. Dit gebeurde in de nacht van 9 op 10 november 1935. Foto: EPA
In de villa in Aerdenhout verblijven naast het gezin De Vries, bestaande uit moeder Sara en de zoons Bob en René, ook veel ooms en tantes. ‘Mijn vader was er niet bij. Hij wilde zijn moeder niet alleen laten.’
De villa was vanwege zijn strategische ligging gekozen. ‘We lagen achter de Hollandse Waterlinie en we dachten dat die de Duitsers wel een poos zou tegenhouden. Wisten wij veel.’ Maar de linie blijkt al snel nutteloos tegen de Duitse luchtmacht en parachutisten.
De Vries: ‘We reden nog dezelfde dag in de Citroën van oom Lou naar IJmuiden. Maar de haven was versperd. We konden niet meer weg. Wat moesten we doen? We gingen maar weer terug naar Groningen en deden alsof er niks aan de hand was.’
Nederlandse politie bracht Joden naar het station voor deportatie
Alleen René, zijn moeder en zijn broer Bob overleefden de oorlog. ‘Verder was iedereen die in die villa zat dood. En weet je wat zo verschrikkelijk is? Bijna tien jaar geleden vertelde iemand me dat we in IJmuiden bij de vissershaven hadden moeten zijn. Daar lag een boot met tachtig Joden aan boord. Daar hadden we zo op gekund. Maar we hadden geen idee. Als ik daar aan denk, krijg ik het nog koud.’
(…)
Op 12 september 1941 wordt de Joodsche lagere school in de Prinsenstraat geopend. ‘Ik zat in een klas met 35 leerlingen. De latere schrijfster Ida Vos zat er ook. Van de 35 kinderen kwamen er 31 niet terug.’ Onder de vier kinderen die overleefden, waren Ida en hij.
Zijn vader krijgt in juli 1942 de oproep zich in Westerbork te melden. Het gezin staat langs het spoor als de trein waarin hij zit, langskomt. Ze hopen nog een teken van leven op te vangen, maar dat komt niet. ‘Hij is op transport naar Auschwitz gezet. We hoorden pas een jaar na de bevrijding dat hij daar is overleden. Ik ontdekte in 2018 dat hij door vlektyfus is gestorven. Tot zijn doodsbericht wisten we helemaal van niks. We woonden toen al niet meer in ons huis met de winkel in de Coehoornsingel. Dat was op last van de Duitsers verkocht.’
Het gezin krijgt in oktober 1942 de kans om onder te duiken. ‘We kregen valse persoonsbewijzen en van onze moeder moest ik drie keer achter elkaar mijn valse naam hardop zeggen: Ik heet René Holtman, ik heet René Holtman, ik heet René Holtman. De eerste nacht sliepen we op zolder bij een boekhandelaar op de hoek van de Coehoornsingel. Mijn moeder werd ’s nachts wakker. Er liepen allemaal mensen door de straten. Joodse gezinnen die door politieagenten naar het station werden gebracht. Nederlandse politieagenten. Ik heb die mensen niet gezien, maar ik hoorde wel het geschuifel van hun voeten.’
Ik rende naar buiten en riep: Eureka, eureka, eureka’
De volgende dag vertrekken ze op de fiets naar hun onderduikadres in Strobos bij Zevenhuizen. ‘Daar hebben we een aantal weken gezeten. Maar het was er erg onrustig, er vonden razzia’s plaats. Dus vertrokken we naar Surhuizumermieden. Daar zaten we tot november 1943.’
Maar ook uit Surhuizumermieden moeten ze weg. ‘De mensen begonnen te praten. Het echtpaar van wie dat huisje was, moest veel brood kopen om al die monden te voeden. Ze gingen niet steeds naar dezelfde bakker, want dat zou opvallen. Ze moesten bij verschillende bakkers langs, maar er was wel eens een vergadering van bakkers en zo werd toch duidelijk dat ze wel erg veel brood kochten. We moesten daar dus gewoon weg. Er kwamen vragen.’
De broers René en Bob de Vries, hun moeder Sara en oom Jaap wachten in Zevenhuizen, hun laatste onderduikadres, op de bevrijding. ‘Ik kwam nooit buiten,’ vertelt René de Vries. ‘Dat was veel te gevaarlijk. Ik weet nog precies hoe ik me voelde toen ik hoorde dat we waren bevrijd. Ik was helemaal euforisch en ik rende naar buiten en riep: Eureka, eureka, eureka. Ja, waarom ik dat nou zei? Ik denk dat ik het wel passend vond.’
Het gezin reist terug naar Groningen. ‘Maar in onze woning en winkel in de Coehoornsingel woonden nu andere mensen. Onze winkel was door de Duitsers verkocht. We konden bij mijn grootvader van moederskant terecht. Het heeft wel een jaar geduurd voordat we wisten wat er met de rest van de familie was gebeurd. Mijn vader was dood en tante Rika was met ome Lou verraden en opgepakt. Ze zijn in Sobibor vermoord. Tante Gienje en oom Sjee wilden met hun zoontje Sem onderduiken. Maar op hun onderduikadres wilden ze geen kinderen, dus Sem ging ergens anders naartoe. Mijn tante wilde dit op den duur niet meer. Ze hebben Sem opgehaald en ze zijn naar huis gegaan. Ook allemaal weg.’
De Joodse Annette Katan uit Den Haag dook onder bij de familie Bosker in Zeerijp. Ze was een nichtje van René de Vries die later een boekje over haar schreef.
‘Je bleef met al je emoties zitten’
Het gezin is alles kwijt. ‘We hadden ons tafelzilver naar de familie Wever gebracht. Die had boekhandel Cloetingh met bibliotheek op de hoek van onze straat met de Ubbo Emmiusstraat. Het zilver was verstopt onder de stoep van de winkeldeur. Maar tijdens de gevechten was er een brandende tank het pand ingereden en alles is ingestort en afgebrand. De familie heeft het gelukkig overleefd, maar ons tafelzilver was in een klomp verontreinigd metaal veranderd. Mijn moeder sprak de historische woorden: we zijn alles kwijt, maar we beginnen gewoon weer opnieuw. Nu snap ik dat wel, maar het gevolg was dat de deur naar het leed werd dichtgegooid. Je bleef met al je emoties zitten.’