De Drentse historicus Maarten Zwiers maakte een opvallende carrièreswitch. Zijn onderzoek naar de cultuur van het Amerikaanse zuiden wisselde hij grotendeels in voor die van het Drents-Groningse platteland.
Maarten Zwiers (44) heeft nog steeds zijn oude werkkamer op het Harmoniecomplex van de Rijksuniversiteit in hartje Groningen. Aan de wand een kaart van de Verenigde Staten, waar hij tijdens het interview even voor gaat staan om de exacte ligging van het Amerikaanse zuiden aan te wijzen. Jarenlang was dat zijn vakgebied. Hij richtte zich onder meer op de bestudering van het populisme. In deze krant maakte hij geregeld zijn opwachting als Trumpduider.
Maar Zwiers heeft zo langzamerhand een beetje genoeg van het Trumpcircus; de lol is eraf. Sinds 2016, toen Trump voor het eerst de Amerikaanse verkiezingen won, is hij met hem bezig. „Ik word oprecht verdrietig van zijn extreemrechtse praatjes en dictatoriale neigingen. Mede daarom zocht ik wat anders.’’
Hij switchte van vakgebied. Zijn studie naar het Amerikaanse zuiden verruilde hij deels voor die naar de Nedersaksische geschiedenis en cultuur. Sinds juni vorig jaar is hij verbonden aan de bijzondere leerstoel Nedersaksisch van de Groninger universiteit.
Hij voegt er meteen aan toe dat hij nog niet compleet is gestopt met Amerikanistiek. Zo is hij nog bezig met een racisme- en segregatie-project over het zuiden van de VS en geeft hij ook nog college. „Het loopt momenteel allemaal in elkaar over.’’
Hij kent het gebied op zijn duimpje
De vraag die bij velen opkomt: kun je op de universiteit zomaar van vakgebied wisselen? „Het is geen radicale switch’’, zegt Zwiers. Als historicus houdt hij zich bezig met regiostudies. Binnen dat vakgebied leer je methoden om een regio te bestuderen.
„Daar komen vragen voorbij als: hoe komt regionale identiteit tot stand? Hoe is de macht verdeeld binnen een regio? De kennis die ik over Amerikaanse regio’s heb opgedaan, kan ik ook prima toepassen om het Noorden van Nederland te bestuderen.’’
Voordeel is ook dat hij het gebied op zijn duimpje kent. Hij is opgegroeid in Hollandscheveld, dat is begonnen als een nederzetting in het veen. Dit veengebied werd in de 17de eeuw ontgonnen door de Algemeene Compagnie van 5000 morgen, mede opgericht door de Drentse edelman Roelof van Echten. Daaruit is later de Hollandsche Compagnie voortgekomen, gefinancierd door ondernemers uit Leiden. „,Zo is mijn geboortedorp aan zijn naam gekomen: het Hollandsche Veld.’’
In zijn studententijd werd hij zich tijdens onderzoek in Mississippi meer bewust van zijn eigen regionale identiteit. Elementen van het dorpsleven daar deden hem denken aan die in Hollandscheveld. „Het zijn gemeenschappen waar iedereen elkaar kent. Als je het dorp uitrijdt en je komt iemand tegen in zijn pick-uptruck, dan gaat de wijsvinger omhoog en zeggen ze hi. Zulke kleine overeenkomsten vond ik grappig om te zien.’’
Verzet tegen stedelijke cultuur
Het ene leidde tot het andere. In 2007 schreef hij een essay over Normaal en de southern rockband Lynyrd Skynyrd, dat de basis vormde van het artikel Van Hummelo tot Sweet Home Alabama (2018). Beide bands hebben in zijn ogen veel gemeen.
„Ze verzetten zich tegen de dominante stedelijke cultuur, wat een verklaring is voor hun populariteit. Hun liedjes gaan vooral over hoe je je als man uit de witte arbeidersklasse op het platteland hoort te gedragen. Op een motor crossen. Bier zuipen. Achter de vrouwen aan, dat soort zaken. Door deze teksten te bestuderen, kun je veel leren over rurale genderpatronen en regionale identiteit.’’
Normaal heeft het zingen in het dialect in Nederland uit het verdomhoekje gehaald. In Drenthe is Daniel Lohues een boegbeeld geworden. Groningen heeft ‘godfather’ Ede Staal. Zwiers is ook fan van Bert Hadders, Jan Henk de Groot, Edwin Jongedijk, Marlene Bakker en Erwin de Vries. „Goede composities en mooie muziek.’’
Inmiddels heeft hij zich op een cursus Gronings gestort. „Dat is verrekte lastig. Ik spreek Drents. Ik dacht dat het een voordeel was als je al een variant van het Nedersaksisch spreekt, maar dat ervaar ik momenteel niet. Ik moet veel oefenen, vooral met uitspraak.’’
‘Drenthe moest een soort Liverpool worden’
Naast de muziekcultuur in het Nedersaksische taalgebied, is hij ook geïnteresseerd in de ontginningsgeschiedenis. Ooit trokken mensen uit alle windstreken naar de Drents-Groningse Veenkoloniën getrokken om geld te verdienen. „In oude kranten wordt zelfs gesproken over Drentsch Californië. Ondernemers wilden dat gebied destijds ‘helemaal leegtrekken om er grote industrieën op te zetten’. Het moest een soort Birmingham of Liverpool worden, met rokende schoorstenen.’’
Hij beaamt dat er een wezenlijk verschil is tussen de veengebieden en bijvoorbeeld de zanddorpen. „In mijn onderzoek wil ik benadrukken dat het Nedersaksisch taalgebied een pluriform, veelzijdig gebied is met verschillende culturen. Groningers, Drenten, Sallanders en Achterhoekers hebben vaak hun eigen opvattingen over waar hun regio voor staat.’’
Frederiksoord en Veenhuizen werden opgezet door Johannes van den Bosch (1780-1844). De basis ervan is gelegd in Nederlands-Indië, waar hij een plantage had en in het koloniaal bestuur zat. „Na de Napoleontische tijd is hij teruggekomen en in Veenhuizen en Frederiksoord aan de slag gegaan. Dat landschap bestaat nu ook uit rechte lijnen. Het is heel systematisch opgezet, zoals je ook een plantage zou inrichten.’’
Drentse ‘onland’ ontwikkelen met paupers
Drenthe werd in die tijd gezien als ‘onland’, dat in cultuur gebracht moest worden. Door er paupers uit de grote steden naartoe te brengen, viel er een dubbel voordeel te behalen, dachten de oprichters. Arme mensen moesten worden opgevoed tot deugdzame boeren die het land leerden bewerken.
„Dat idee zit ook in die plantagegedachte, maar dan niet met arme stedelingen maar met de inheemse bevolking: het land en de mensen moesten onder controle worden gebracht. Het interessante is dat Veenhuizen niet een geïsoleerd project is, maar in een brede geschiedenis past met allerlei connecties in de wereld.’’
Zijn vriend komt toevallig uit Indonesië en is helemaal gek op Drenthe, zegt Zwiers lachend. „Ik had het met hem over carbidschieten, dat wordt beschouwd als een typische Nedersaksische traditie. Vroeger heb ik dat zelf ook veel gedaan. Toen liet hij mij een leuk filmpje uit Indonesië zien waarin ze carbidschieten met grote bamboebuizen. Dat zet me dan meteen aan het denken: zijn hier nog connecties, misschien uit de koloniale tijd? Met Nedersaksisch gaat er een wereld voor je open.”