De Dijk in december 2018 tijdens een van de vele optredens in De Oosterpoort in Groningen. Foto: Archief Duncan Wijting
De Nederlandse popband De Dijk bestaat 40 jaar. Journalist, presentator en schrijver Hugo Logtenberg ging voor zijn maandag te verschijnen boek Achter De Dijk op zoek naar onbekende verhalen. En wat blijkt? Groningen en De Dijk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Hoe komt het toch dat een stel muzikanten uit het westen van het land zo’n band heeft met de stad Groningen? Voor De Dijk, de groep die het 40-jarig jubileum viert met een tournee en een boek, gaat dat zeker op. Om dat een beetje te begrijpen, moeten we volgens journalist, presentator en schrijver Hugo Logtenberg (Hengelo, 1974) ver terug in de tijd. Terwijl we aan het fietsen zijn door de binnenstad, om enkele belangrijke locaties aan te doen, zegt de schrijver er meteen bij dat het in de beginperiode niet gaat over de beste tijd in het bestaan van De Dijk.
Regisseur in Groningen
Het is 1988 als Teuntje Klinkenberg, de vrouw van zanger Huub van der Lubbe, een klus in Groningen krijgt aangeboden. Voor het Noordelijk Theater De Voorziening, de voorloper van het huidige Noord Nederlands Toneel, mag ze als regisseur aan de slag met van Anton Tsjechov. Klinkenberg strijkt voor drie maanden neer in Groningen, samen met haar man en peuterdochter Mira (tegenwoordig theatermaker).
Huub van der Lubbe in december 2018 tijdens een van de vele concerten van De Dijk in De Oosterpoort in Groningen. Foto: Archief Duncan Wijting
Jaren van aanmodderen hebben nog niet tot het gewenste resultaat geleid; de echte grote doorbraak van De Dijk is ondanks wat bescheiden successen uitgebleven. Nederlandstalige popmuziek zou, zo werd na het uiteenvallen van Doe Maar ook al beweerd, over het hoogtepunt heen zijn. Maar De Dijk geeft niet op.
Helaas, het echtpaar Van der Lubbe weet het huisnummer niet meer en Logtenberg tast in het duister als we in de Visserstraat zijn gearriveerd. Het moet een huis met een groot raam zijn geweest, niet ver van de Visserbrug. Daar voelt Van der Lubbe zich verloren, terwijl zijn vrouw het druk heeft. ,,De zanger wandelt en speelt met hun piepjonge dochter Mira, maar voelt zich verder nutteloos en verweesd in de stad waar hij niemand kent’’, schrijft Logtenberg in zijn boek. Hij vult aan: ,,Hij beperkte de tijd die hij in Groningen doorbracht ook tot het minimum. Op donderdagavond ging hij alweer naar Amsterdam om op te treden en pas op maandag terug te keren.’’
‘Geen cent te makken’
In de Visserstraat krijgt Van der Lubbe toch de geest. Geïnspireerd door de omstandigheden schrijft hij woorden die zijn gevoel van dat moment weergeven. ,,Ik heb geen cent te makken. En ik heb nooit een vak geleerd. Ik kijk niet uit mijn doppen. En mijn handen staan verkeerd.’’
Zo wordt de tekst geboren van het lied , dat het tot de tiende plaats brengt in de Nederlandse Top 40. Het is, op na, nog altijd de grootste hit van De Dijk. Volgens Logtenberg bereikt de groep hiermee naast jongeren en hogeropgeleiden ook de werkvloer. Als Van der Lubbe in 1993 voor het eerst solo optreedt, gebeurt dat in Groningen tijdens het poëziefestival Doe Maar Dicht Maar. Klinkenberg vergezelt hem.
Omslag van het boek.
De Dijk ten voeten uit
We fietsen door, langs de Stadsschouwburg waar het door Klinkenberg geregisseerde stuk werd opgevoerd. Logtenberg vertelt hoe hij gefascineerd raakte door De Dijk toen hij de band als tiener zag optreden in Kampen en Zwolle. Later woonde hij een concert bij in Paradiso en zag hij hoe in het publiek advocaten van de Zuidas verbroederden met stoere bouwvakkers. De Dijk ten voeten uit.
Voor sprak Logtenberg naast de bandleden ruim honderdveertig betrokkenen. Hij focust niet alleen op de succesformule, maar ook op de dieptepunten van de band. Om het boek te kunnen schrijven, nam hij acht maanden onbetaald verlof bij . Zijn werk als presentator van het tv-praatprogramma ging ondertussen wel gewoon door. Eerder schreef Logtenberg onder meer het boek (2018) waarvoor hij de Nico Scheepmaker Beker ontving als prijs voor het beste sportboek.
Meer dan vijftig optredens in De Oosterpoort
Logtenberg wil door naar De Oosterpoort. Op Paradiso na is het de zaal waar De Dijk het vaakst op het podium stond, de teller is de vijftig al voorbij. De band heeft er een goede gewoonte van gemaakt er een uitje met al het personeel van te maken als er twee avonden achtereen wordt gespeeld. Soms werd er tot diep in de nacht doorgezakt in de Benzinebar, tegenwoordig vindt de nazit plaats in het Schimmelpenninck Huys.
De Dijk wint in 2009 de Popprijs en staat na de toen nog tradiotionele bierdouche kletsnat op het het podium. Foto: Kees van de Veen
Het Groningse cultuurcentrum is ook de plek waar in 2009 tijdens popfestival Noorderslag de prestigieuze Popprijs in ontvangst wordt genomen. Dan is het nog traditie dat de uitreiking gepaard gaat met een bierdouche. Logtenberg haalt in het boek aan hoe Van der Lubbe ooit in Hattem van het podium sprong en een kerel op de bek sloeg nadat die met bier had gegooid. ,,Ik was helemaal verbaasd toen ik dat hoorde; Huub is zo’n vredelievende man. Maar ik heb het bij hem gecheckt, het is wel gebeurd. Die bierdouche in De Oosterpoort vonden ze ook verschrikkelijk.’’
Als Van der Lubbe na afloop wordt opgevangen en hem wordt gevraagd wat hij ervan vond, reageert de zanger op voor hem klassieke wijze, fijnbesnaard, diplomatiek en gevat: ,,Ik heb er met open mond naar staan te kijken.’’
De Dijk speelde in januari 2009 in De Oosterpoort, na het winnen van de Popprijs op Noorderslag. Foto: Archief Kees van de Veen
Spelen met woorden
Logtenberg noemt het een gave hoe Van der Lubbe kan spelen met woorden. ,,Op de laatste cd staat ook weer een zinnetje: ‘Heden, rijmt wel op verleden, maar de toekomst is vers twee.’ Dat is zo mooi gevonden!’’ Hij doelt op de woorden in het lied van het album (2019).
We zouden het haast vergeten, maar in feite is Pim Kops dé link met Groningen. De toetsenist, zoon van kunsthistoricus Kees de Bruyn Kops, werd er in 1957 geboren en woonde aan de Turfsingel. ,,Als kind speelde hij eens wat op een piano die ergens stond en hij gebruikte alleen de zwarte toetsen. Omdat de klank daarvan hem deed denken aan het geluid van het carillon van de Martinitoren.’’