Lex Tervelde met in zijn hand een goudvinkje. De vogels – zo merkt hij – trekken steeds later weg naar het zuiden. Foto: Anjo de Haan
Lex Tervelde uit Groningen opende precies 25 jaar geleden in de Eemshaven een vogelringstation. Meer dan 100.000 vogels gingen door zijn handen. Hij merkt veranderingen in zijn vangsten.
Hij heeft Europa’s kleinste vogel in de hand. Een goudhaantje, net zo zwaar als een suikerklontje. Als Lex Tervelde (62) het dier in de kuif blaast, komen prachtige feloranje veertjes tevoorschijn. „Een mannetje”, concludeert de vogelringer. Voor hij het vogeltje laat gaan, aait hij het minuscule diertje over zijn kop. „Even het kapsel weer netjes maken.” Trrrt, weg is-ie.
Tussen de bosjes aan de rand van de Eemshaven staat een groenkleurige keet in de bosjes. Daarin zit Tervelde in een campingstoel, dichtbij een wand met spijkertjes waar vijftien stoffen zakjes hangen. Ze bewegen.
De goudhaan met 'ongefatsoeneerd' kapsel. Foto: Anjo de Haan
Routinewerk
De roodborstjes, merels, zanglijsters, zwartkoppen, koperwieken en winterkoninkjes die erin zitten, krijgen voldoende zuurstof. Toch zouden ze liever op de tak van een lijsterbes zitten. Het gewriemel ziet er aandoenlijk uit, dus Tervelde houdt het tempo erin. Zijn vaardige routinehanden zijn als die van een goochelaar met een pakje kaarten.
Het roodborstje wordt bekeken en gemeten. Foto: Anjo de Haan
Het zakje gaat op de weegschaal, waarna de pootjes van de vogel in een vlugge beweging tussen zijn vingers komen. Tervelde spreidt de vleugel, blaast op het buikje en weet binnen tien seconden het gewicht, de ouderdom, het geslacht, het vetpercentage, de vleugellengte en of het dier al vaker gevangen is. Met een tang drukt hij een aluminiumringetje om de poot en klaar-is-kees. Naast hem voert collega Cor Smits (63) uit Roden op een laptop alle gegevens in die zijn buurman in moordend tempo opnoemt.
Of Tervelde weleens per ongeluk het pootje er met de tang heeft afgeknipt? „Nee, nooit.” Hij laat het vogeltje los in de deuropening van de keet. Luid kwetterend – een tikkeltje verwijtend – vliegt het zijn begeerde vrijheid tegemoet.
25 jaar geleden
Al sinds 1986 ringt Tervelde vogels. Aanvankelijk roofvogels, daarna zwaluwen en later zangvogels. In oktober 1999 zette hij – bij wijze van proef – een paar netten neer in de Eemshaven. Het bleek een schot in de roos.
„Ik weet het nog als de dag van gisteren. Er kwam een wolk koolmezen en pimpelmezen aan. De netten vlogen helemaal vol. We hebben uren staan plukken om de dieren eruit te krijgen en te ringen.” Tervelde vertelt het met een glimlach. In dit Eemshaven-bosje komen vogels aan land die in Scandinavië broeden. Vermagerd strijken moeë lijsters over de dijk in de bosjes neer.
Onderzoekslocatie
Sindsdien is Eemshaven een van de vogelringstation die onder de hoede vallen van het Nederlands Instituut voor Ecologie. Elke vogel krijgt een uniek nummer en komt in de database. Ook doet het ringstation Eemshaven mee aan ‘Constant Effort Sites’, een onderzoek waarbij vogels tussen april en augustus twaalf keer geteld worden. Op die manier vang je in één seizoen de broedvogels en de jongen. Je kunt dan inschatten hoe de voortplanting gaat.
Na onderzoek en ringen wordt deze merel door Lex Tervelde weer vrijgelaten. Foto: Anjo de Haan
Het is de liefde voor vogels die Tervelde motiveert. „Ik vind het ringen gewoon heel leuk. Vooral de spanning van: wat hangt er in het net. Dat is mijn drijfveer.”
Eergisteren vingen ze een waterral, gisteren een kerkuil. Dat zijn geen alledaagse vondsten. Héél bijzonder waren ooit de blauwstaart en de ruigpootuil. Van die ontdekkingen waar ringers bij de koffie graag nog eens over opscheppen. „Die zie je nooit, laat staan dat je ze in je handen hebt.”
Klimaatopschuivers
Tervelde merkt dat er dingen veranderen, vooral vanwege klimaat. Terwijl hij erover vertelt, heeft de paars-roze-lila lucht op deze vroege zaterdagmorgen plaatsgemaakt voor de laaghangende gouden zon. De vogelexpert maakt zijn tweede ronde langs de netten. Hij haalt er verstrikte koperwieken en zanglijsters uit. In de ochtend vangt hij de meeste dieren.
De zangvogels komen alsmaar later, ziet Tervelde. Een kwart eeuw geleden kwamen veel lijsters halverwege oktober, nu begin november. „De soorten vertrekken later uit Scandinavië. Het blijft langer warm, dus het voedsel raakt minder snel op. Je merkt het bij de lijsters, de noordelijke roodborsten, de goudhanen.”
Een winterkoninkje ondergaat de inspectie en krijgt een ringetje om de poot. Foto: Anjo de Haan
Ook vangt hij andere vogels. Kougevoelige soorten zoals Cetti’s zanger en graszangers komen steeds noordelijker. „Die waren hier dertig jaar geleden niet.” Zulke veranderingen intrigeren Tervelde. Alles verandert, ook het landschap. „Vroeger ving ik vaker blauwborsten, maar daar is dit gebied niet meer geschikt voor. Nu vang ik meer vinken.”
Maar het allermooist vindt Tervelde de vogels die eens vaker op de koffie komen. Zoals een tamelijk honkvaste fitis. „Die broedt hier en komt dan in zo’n net. Overwintert vervolgens helemaal in Afrika en vliegt een jaar later precies in hetzelfde net. En het jaar erop? Wéér in hetzelfde net. Dat zijn de krentjes in de pap.”