Torenhoge prijzen, een groot deel van de rekening gaat naar de fiscus. Foto: ANP/HH
De benzineprijs loopt hard op. Tanken voor 2 euro per liter is de bittere realiteit. Al eerder schoot de literprijs naar die grens. Wat is er aan de hand? Vijf vragen.
Waarom loopt de prijs nu weer zo op?
Dat komt deels door de prijs op de wereldmarkt van ruwe olie waaruit- na raffinage - diesel en benzinesoorten als Euro95 worden gemaakt. Dat tarief is enorm opgelopen, dit jaar al met 45%. Maandag kwam er nog eens 2,1% bij, tot $79,70 per vat.
Volgens energiespecialisten gaat de opwaartse druk nog wel even door: er is momenteel gewoon te weinig brandstof voor de vraag en er zijn te weinig chauffeurs voor transport. Bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, waar enorm wordt gehamsterd. Je moet zeker de komende weken rekening houden met deze literprijs, zeggen de analisten van grote banken.
En daarna zakt de prijs?
Waarschijnlijk niet heel hard. Marktkenners die de energieprijzen dagelijks volgen, kijken met angst en beven naar de winter. Inkopers van gas zijn al aan het inslaan.
Er komt nu wel meer brandstof aan, maar dat zal niet genoeg zijn voor de stijgende vraag van dit moment. Bij een strenge winter is dat aanbod waarschijnlijk onvoldoende, zeggen de producenten. Zeker als inkopers van bedrijven gaan hamsteren.
De olieprijs is op de wereldhandelsmarkt bovendien gekoppeld aan de gasprijs, legt olie-analist Jan-Jacob Verschoor uit, en gas is recent door een groot tekort peperduur geworden. Fabrieken zijn al gesloten vanwege een gebrek aan gas. Sinds oktober 2018 was ook ruwe olie daardoor niet zo duur.
Hoe kan dat?
Vanwege corona en recente orkanen zijn veel boorplatforms en transporten geraakt. Er zijn veel minder chauffeurs beschikbaar. De voorraden ruwe olie in de Verenigde Staten zijn bovendien recent onverwacht teruggelopen. Oliekartel OPEC, met de grootste leveranciers ter wereld, meldt niet zeker te weten of het alle beloofde olie kan aanleveren deze maanden. Er wordt gevreesd dat de OPEC-landen, die zelf soms ook kampen met financiële problemen, een slaatje willen slaan uit de hoge grondstoffenprijzen.
Tegelijkertijd roepen grote energie-instituten en politieke partijen op om geen geld meer te steken in investeringen voor vervuilende fossiele brandstoffen, zoals ruwe olie die ook voor diesel wordt gebruikt.
Het wordt ook door banken en geldschieters als pensioenfondsen niet makkelijk gemaakt om nog krediet te krijgen om daarmee te investeren in het heropenen van olieputten of de exploitatie van nieuwe, nu die geldschieters zich afkeren van ’fossiele’ bestedingen.
Wat betaal ik precies?
Pomphouders werken met adviesprijzen voor brandstoffen. Maar ze mogen hun eigen tarieven vaststellen. Langs de snelweg en in steden gooien ze de prijs vaak al flink omhoog. Het loont dus om daarvoor om te rijden. Ook omdat de benzine-, diesel en gasprijs een behoorlijke hap uit je totale budget nemen en je koopkracht raken.
Maar de prijsstijging van ruwe olie is maar een deeltje van je totale rekening aan de pomp. De Belastingdienst incasseert ook fors. Van iedere liter benzine die je staat te tanken, gaat dan er ’nu rond €1,15 naar de schatkist’, becijfert Paul van Selms van belangenvereniging UnitedConsumers. Welgeteld rekent de automobilist per liter 43% heffing af voor accijns, en nog eens 17% aan btw per liter.
Wie profiteren hiervan?
Naast alle OPEC-leden en hun zakenpartners als Rusland - dat ook nog eens hofleverancier van het dure gas is - zijn dat in ieder geval de grote tussenhandelaren zoals het Rotterdamse Vitol, Trafigura en Glencore. Zij verschepen wereldwijd grote partijen olie tussen kopers en leveren aan de hoogste bieder. Die zitten momenteel in Azië. Een lading richting Rotterdam kan dus zomaar van koers veranderen richting Singapore. Olie- en gasbedrijven als Shell, toeleveranciers als Vopak, bodemonderzoeken Fugro en offshore-reus SBM cashen daarnaast ook op de stijgende olieprijs.