Door de opkomst van de omikronvariant raken steeds meer mensen opnieuw besmet met corona. Dat signaleert het RIVM. Maar hoe erg is dat eigenlijk? Experts zijn voorzichtig optimistisch. „In principe verloopt een herbesmetting milder.”
Het aantal herinfecties is in de afgelopen weken fors gestegen, blijkt uit RIVM-cijfers. Van het aantal gemelde besmettingen in de week van 3 tot en met 9 januari ging het bij 13 procent om herinfecties (maar liefst 25.204 gevallen). Een week eerder lag dat aandeel nog op 8 procent, de week daarvoor op 5 procent.
En vanaf de zomer tot half december vorig jaar betrof het bij gemiddeld 3 procent van de meldingen een herbesmetting. Het RIVM spreekt van een herinfectie als mensen twee maanden of langer na de vorige besmetting opnieuw besmet raken. Volgens het instituut heeft die sterke toename te maken met de omikronvariant, die zich wat minder van eerder opgebouwde immuniteit aantrekt.
Voortekenen zijn gunstig
Hoe gevaarlijk zijn die herinfecties echter? Volgens het RIVM zijn de voortekenen gunstig. „Mensen die opnieuw besmet raken, lijken over het algemeen minder ernstig ziek te worden. De meeste mensen met een goede gezondheid bouwen afweer op tegen het virus na besmetting.” De instantie stelt nog niet precies te weten hoe lang iemand beschermd is en in hoeverre mensen besmettelijk zijn na een herinfectie.
Ook viroloog Ab Osterhaus is redelijk optimistisch over de gevallen van herbesmetting. Volgens hem verloopt dat bij mensen met een normaal functionerend immuunsysteem in principe milder. „De antistoffen nemen weliswaar in de loop van de maanden af, maar je lichaam heeft nog altijd geheugencellen die weer snel antistoffen kunnen aanmaken bij confrontatie met het virus. Als gevolg word je minder ziek en beland je normaal gesproken niet meer in het ziekenhuis en op de intensive care. Die trend zien we bij influenza ook.”
Over het algemeen geldt de redenering dat hoe heftiger je ziek geworden bent, hoe milder de volgende infectie zal verlopen. Osterhaus: „Je immuunsysteem heeft dan een zwaardere respons opgebouwd en zal bij een herbesmetting in principe beter reageren.”
Uitzonderingen
Hij benadrukt wel dat die vlieger niet altijd opgaat. „De vraag is vooral waarom je bij de eerste infectie zo ziek geworden bent. Er zijn ook mensen waarbij dat kwam omdat hun immuunsysteem onvoldoende reageerde. Denk aan mensen die een transplantatie hebben ondergaan en afweeronderdrukkende medicijnen slikken, mensen die chemotherapie hebben tegen kanker en ouderen. Voor hen geldt dat het virus ook bij een herbesmetting even ernstig of zelfs ernstiger kan verlopen, omdat hun immuunsysteem onvoldoende reageert.”
Het oplopen van een infectie is aanvankelijk riskanter dan het verkrijgen van een zekere immuniteit via vaccinatie, benadrukt Osterhaus. „Tegelijkertijd biedt een eerdere infectie op de langere termijn uiteindelijk een betere bescherming dan vaccinatie. Dat is omdat de respons van de T-cellen (afweercellen) na infectie tegen veel meer eiwitten van het virus gericht is dan bij vaccinatie.
Het vaccin werkt primair tegen het spike-eiwit van het virus, na een infectie is die respons breder. Bij nieuwe varianten verandert juist dat spike-eiwit, waardoor je daartegen op langere termijn beter beschermd bent door infectie dan door vaccinatie. Je kunt dan evengoed het virus oplopen, maar de kans op ziekenhuisopname is nog wat kleiner.”
Hij gelooft dan ook dat de opkomst van de mildere omikronvariant een ’zegen’ kan zijn bij basale immuniteit door vaccinatie of een eerdere infectie. „Maar tegelijkertijd blijft het gevaar dat er teveel kwetsbare mensen door geraakt worden, waardoor je alsnog teveel patiënten in korte tijd krijgt. Of dat er te veel zorgpersoneel besmet raakt waardoor je minder handen aan het bed hebt.”