Marcus de Boer van Sportvisserij Nederland zet eenjarige zeeforellen uit in het Grote Diep, een bovenloop van het Peizerdiep bij Roderesch. Foto: Jan Willem van Vliet
Het project Vissen voor Verbinding moet de in Nederlandse wateren vrijwel uitgestorven zeeforel helpen om weer in de Drentse beken te paaien. Misschien keert zo het tij voor de dramatische visstand in de Waddenzee.
Splats, splats, de jonge forel spartelt als je hem op je hand laat liggen. Even nog glibbert-ie door je handen, en dan zwemt de vis weg. Het bruingrijze dier met tal van vlekken op zijn rug verdwijnt langs de kiezels op de bodem van het Grote Diep, een bovenloop van het Peizerdiep bij Roderesch.
Wie weet is híj de gelukkige. Die ene zeeforel, van de duizenden die uitgezet worden, die de zee haalt. De kans is niet groot. Het wordt een barre tocht, vol verraderlijke afslagen, dikke snoeken en kwaadwillende aalscholvers. Maar als hij er is, dan kan hij er zijn buikje vol vreten. Evolutionair is de migratie van de vis ook slim: als de beekjes uitdrogen, zit de forel lekker op zee.
Een zeeforel die wordt uitgezet. Foto: Jan Willem van Vliet
Deze tweehonderd losgelaten eenjarige zeeforellen (zogenaamde ‘smolts’) zijn geen hobbyprojectje van een ecoloog. Ze maken onderdeel van een groter plan om het Lauwersmeer en de Waddenzee beter te verbinden met de rivieren in het achterland.
De zeeforel is daarbij gebaat. Het dier legt eitjes in kleine beekjes. Bijvoorbeeld bij Peize en Vries. Daar kunnen de jonge zeeforelletjes rustig uit het ei komen en voedsel vinden, met minder dreiging van roofdieren. Om vervolgens echt groot te worden, zwemmen de vissen naar zee. Daar vreten ze garnalen en andere vissen en worden het rap flinke beesten tot wel een meter groot. Na twee, drie of vier jaar keren ze terug naar hun geboortewater om opnieuw eitjes te leggen.
Visstand Waddenzee dramatisch
Door het hele jaar worden er sinds 2019 wel tienduizend forellen uitgezet. Een deel als kleine gup, een deel als smolt. Het kunstmatig terugbrengen van zeeforellen gebeurt niet zonder reden. Want in de Waddenzee is het totale gewicht aan vis de afgelopen vijftig jaar met 90 procent verminderd, blijkt uit vangsten van het NIOZ (het Nederlands Instituut voor Onderzoek naar de Zee). In de Waddenzee heb je daardoor vooral nog garnalen, krabben en zeesterren.
Dat komt deels door overbevissing, maar ook doordat vissen moeilijk meer de rivieren op kunnen om te paaien. De aanleg van de Afsluitdijk in 1932 heeft hier veel schuld aan. Maar ook op andere routes, zoals die via Lauwersoog, komen vissen sluizen, dammen en dijken tegen. Zulke blokkades zijn niet alleen slecht nieuws voor de zeeforel, maar voor allerlei zeedieren die van zowel zoet als zout water gebruik maken. Sommige zalmsoorten, paling, driedoornige stekelbaars en jonge bot, om enkele te noemen.
Het Vissen voor Verbinding-project legt allerlei alternatieve waterwegen aan of heft blokkades op, om migratie naar zee voor de vissen mogelijk te maken. Dat wordt gedaan door Sportvisserijorganisaties, Staatsbosbeheer, de Waddenvereniging, hogeschool Van Hall Larenstein en enkele overheden gesteund door het Waddenfonds. In 2019 begon het project, maar ook in de vijf jaar ervoor werden er al allerlei proeven gedaan.
Niet alleen worden blokkades weggehaald, ook komen er kiezels en zand op de plek waar de zeeforellen moeten gaan paaien. Die steentjes zorgen voor beschutting voor de guppen die uit de eitjes komen. De stroming in het water zorgt dat eitjes genoeg zuurstof krijgen om te overleven.
Bij het uitzetten hielpen ook vrijwilligers en lokale bestuurders die bij het forellenproject betrokken zijn. Foto: Jan Willem van Vliet
Windes komen terug
De aanleg van die grindbedden heeft nu al effect. Want als je in Roderesch goed in het beekje kijkt, dan zie je het water af en toe borrelen en kolken. Een enkele keer springt er een dikke, zilveren winde boven het Peizerdiep uit. „Je ziet dat allerlei soorten hiervan profiteren. Die winde is ook een trekkende zoetwatervis die hier zijn eitjes afzet”, vertelt mariene bioloog Wouter van der Heij van de Waddenvereniging.
Met zijn laarzen aan helpt hij vandaag mee om de forellen uit te zetten. De eitjes komen oorspronkelijk uit Duitsland, bij Oldenburg. Daar zit een florerende zeeforelpopulatie die in vergelijkbare stroming en omstandigheden opgroeit als in Drenthe en Groningen het geval is. „Deze soort is hier zeer waarschijnlijk voortgekomen en verdwenen door blokkades die we in de afgelopen decennia hebben aangelegd”, aldus Van der Heij.
Een klein deel van de uitgezette forellen krijgt zenders. Zo proberen de onderzoekers erachter te komen waar de obstakels zitten om stroomafwaarts vanaf Noord-Drenthe naar de Waddenzee te komen. Zo blijkt dat een groot deel nu nog de weg kwijtraakt, met name door het Van Starkenborghkanaal in te zwemmen. Dat is niet handig, want zo’n vertraging vergroot de kans om opgegeten te worden door een snoekbaars of aalscholver. Bovendien blijft er weinig energie voor de Waddenreis over. Van der Heij: „Het is een soort eendjesrace. Wie haalt de finish?”
Dit voorjaar worden er ook 85 smolts, eenjarige zeeforellen, uitgezet met zenders. Vorig jaar gebeurde dat ook. Toen kwamen er vier aan in het Lauwersmeer en uiteindelijk zijn daarvan nog twee in de Waddenzee gevonden. Dat klinkt weinig, maar één zeeforel legt wel tienduizend eitjes. „Papa en mama forel gaan ervan uit dat 99,9 procent van de kids het niet gaan redden. Er hoeven maar twee of drie terug te keren, om te zorgen voor nieuw nageslacht”, vertelt Marcus de Boer. Ook hij is aanwezig bij het uitzetten en werkt als deskundige namens Sportvisserij Nederland mee aan het project.
Deense Funen is voorbeeldproject
De aanpak van dit project is niet zomaar een verzinsel; het heeft kans op slagen. Dat is op het Deense eiland Funen gebleken. Daar werden vanaf 1990 vispassages aangelegd op 192 plekken. Obstakels in rivieren, zoals sluizen en dammen, werden passeerbaar gemaakt.
Zo’n twintig jaar later bleken de resultaten verbluffend. De jonge zeeforel was op sommige plekken wel tot 500 procent toegenomen, zo bleek uit Deens onderzoek in 2014 in het wetenschappelijk tijdschrift . Per 100 vierkante meter telde men 44 tot 85 zeeforellen. Een aantal dat vergelijkbaar is met hoeveelheden in natuurlijke waterlopen van Denemarken.
In Nederland is het nog lang niet zo ver. Hoewel het project ruim vier miljoen euro kost, is er sinds de start in 2019 (maar al vanaf 2015 werden er proeven uitgevoerd) nog geen enkele vis teruggekeerd naar de geboorteplaats. Het leeuwendeel van die miljoenen euro’s wordt besteed aan het opheffen van blokkades, zoals luiken in de sluizen bij Lauwersoog en vispassages. Dat betekent overigens niet dat het niet werkt: de vissen wachten twee tot vier jaar om naar de geboortegrond terug te keren. De komende jaren worden daarom spannend. Dan blijkt pas of de ingrepen werken.
Zogenaamde 'smolts', jonge zeeforellen. Foto: Jan Willem van Vliet
Geen weggegooid geld
Die vier miljoen euro lijkt trouwens veel geld. Maar het project kan, zo is de gedachte, nog veel meer geld opleveren voor de lokale economie. Fanatieke sportvissers kijken reikhalzend uit naar een florerende zeeforelpopulatie in Noord-Drenthe en Groningen. Mede daarom financieren gemeenten en provincies het project mee.
In Denemarken hebben de ingrepen inderdaad de lokale economie verder geholpen. „Daar is elke zeeforel die gevangen wordt, zijn gewicht in zilver waard”, zegt De Boer van Sportvisserij Nederland. In Denemarken komen er veel sportvissers naar het forelgebied, alwaar ze enorme bedragen uitgeven aan goed materiaal, aas, overnachtingen, vermaak en vervoer. „Er is een enorm ecotoerisme gebouwd rond de zeeforel. Duizenden sportvissers zorgen jaarlijks buiten het hoogseizoen voor extra inkomsten.”
Van Drenthe tot aan ‘t Wad
Zeebioloog Van der Heij kijkt de laatste zeeforellen na in het water. Volgende week wordt er weer een emmer vol uitgezet. Het zou mooi zijn als er ook weer eens één terug zou komen. Hij hoopt het van harte. „Van Drenthe tot aan ’t Wad. Dat begint hier.”
Marcus de Boer van Sportvisserij Nederland zet zeeforellen uit. Foto: Jan Willem van Vliet