Wouter Roorda (rechts) en Oswin Schneeweisz, auteurs van Nederwolf Foto: Bram Hulzebos
Is de wolf in Nederland zo langzamerhand een plaag of de kroon op het natuurbeleid? Oswin Schneeweisz en Wouter Roorda onderzoeken het in hun boek Nederwolf. Een interview.
In een paar dagen tijd meer dan zestig door de wolf gedode schapen. In Nederland (enkele weken geleden ten oosten van Assen in dit geval) kan het. Waar een bijtgrage hond subiet wordt afgemaakt, kan de wolf ongebreideld z’n gang gaan. Hoe kan dat eigenlijk?
Oswin Schneeweisz (jager en journalist) en Wouter Roorda (econoom en ex-Haags ambtenaar) onderzochten hoe Nederland omgaat met de wolf en ze hebben wel een antwoord op die vraag. Het korte antwoord: de Habitatrichtlijn.
Ver van mijn bed-show
Het iets langere antwoord: „De afspraken in die Europese richtlijn zijn in in de jaren tachtig voorbereid en uiteindelijk in 1992 vastgelegd”, legt Schneeweisz uit. „Nederland heeft toen getekend voor de strikte bescherming van de wolf. Dat was toen een ver-van-mijn-bedshow. De wolf leefde achter het IJzeren Gordijn en in Zuid-Europa.”
Inmiddels hangt de vlag er anders bij. „Het eerste nestje was in 2019, nu zitten we rond de 124 wolven”, rekent Roorda voor. „Niemand had bedacht dat het zo snel zou gaan met de Nederwolf.”
Het hoeft geen verbazing te wekken dat dit tot problemen leidt, aldus Schneeweisz. „Als het zo doorgaat, zitten we over een aantal jaren met 300 wolven. Dat is de grens die Zweden stelt aan afschot. Zweden is elf keer groter dan Nederland en er wonen veel minder mensen. Het landschap is veel minder dooraderd met huizen, bebouwing en infrastructuur.”
Experiment over rug platteland
„Eigenlijk zijn we in Nederland bezig met een experiment. We weten niet precies hoe de wolf zich gedraagt in zo’n klein gebiedje als Nederland. Je ziet dat er steeds meer interacties zijn tussen mens en wolf. Dan raken wolven over hun schuwheid heen en kunnen ze een keer aanvallen.”
Dit experiment wordt, meent Schneeweisz, wel uitgevoerd over de rug van veel inwoners van (onder meer) Drenthe en het Drents-Friese Wold.Daar worden schapen gedood, durven sommige inwoners de hond niet meer uit te laten en worden campinghouders geconfronteerd met afzeggingen. „Er is veel te weinig aandacht voor de mensen die problemen ondervinden met de wolf. Zij worden een beetje weggelachen. De angst voor de wolf wordt ook weggelachen.”
Idealistische rewilders
De vraag is: wie hebben er belang bij dit ‘experiment’? Beide auteurs wijzen op idealistische rewilders, die Nederland het liefst grotendeels teruggeven aan de natuur. De wolf kan enorm behulpzaam zijn, want volgens Europese regels wordt een gebied beschermd, tien jaar nadat de wolf zich er heeft gevestigd.
Roorda: „Er is dan meteen niks meer mogelijk. Geen woningbouw, geen bedrijvigheid. Zo’n gebied gaat dan op slot. Dat hangt ons per 2029 boven het hoofd. Er zijn veel natuurbeschermers en activistische dierenclubs die de wolf als kroon op hun werk zien.”
Deze clubs zijn mordicus tegen elk beheer van de wolf. Volgens Roorda en Schneeweisz gaat dat een keer verkeerd. Ze verwijzen naar de damherten die in steeds grotere getale de Amsterdamse Waterleidingduinen afgraasden. „GroenLinks heeft afschot heel lang tegengehouden zodat uiteindelijk veel méér dieren afgeschoten moesten worden.” Met de bever is het al weinig beter: deze dieren knagen zoveel bomen om en veroorzaken zoveel schade aan natuur, dijken en watersystemen dat waterschappen inmiddels wel moeten ingrijpen.
Dierenleed en schade aan natuur
Overeenkomst tussen het beleid ten aanzien van de wolf, het damhert en de bever, aldus Roorda en Schneeweisz: groen idealisme kan op een gegeven moment uitmonden in dierenleed en schade aan de natuur. „Die dieren veroorzaken in ons land inmiddels jaarlijks miljoenen euro’s schade. En vergis je niet over de wolf: die eet echt alles wat hij tegenkomt.”
En dan heb je nog de dierenhouders, die hun schapen, koeien en pony’s inmiddels liever binnenhouden. Het welzijn van het ene dier gaat zo ten koste van dat van andere dieren, menen de auteurs.
„We zullen ervoor moeten kiezen om de wolf te beheren, anders worden we straks gedwongen tot beheer”, voorspelt Roorda. Kiezen voor beheer van de wolf is dit moment onmogelijk. Voorstanders van dit beheer vinden onherroepelijk gestaalde ecologen, natuurorganisaties en gesubsidieerde dierenclubs op hun weg, beschrijven de auteurs in hun boek.
De lobby is uitstekend georganiseerd, stellen Roorda en Schneeweisz vast in Nederwolf. „Ze hebben uitstekende advocaten die optimaal gebruik maken van de juridische bescherming van de wolf. Ze dienen bijvoorbeeld handhavingsverzoeken in tegen schapenhouders van wie ze vinden dat die hun dieren onvoldoende beschermen.”
Een georganiseerd tegengeluid ontbreekt, aldus de auteurs „Daardoor sneeuwen de belangen van de mensen die op het platteland met de wolven moeten zien te leven onder. En dan gaat het niet alleen om de schapenhouders, maar ook mensen die hun hond niet meer uit durven laten of bewoners van een wijk waar de wolf doorheen loopt.”
Draagvlak
De vraag is of de wal het schip keert, zeggen Roorda en Schneeweisz. „Op een gegeven moment komen er zoveel wolven en zoveel confrontaties tussen wolf en mens dat het maatschappelijk draagvlak afneemt. De politiek zal dan in moeten grijpen.”