De aquarel 'Landschap met een boerderij' (1883) van Vincent van Gogh. Foto: Drents Museum
Cultuurgedeputeerde Jisse Otter (BBB) had woensdag geen kind aan de leden van het Drents Parlement, toen zij zich uitspraken over de 1 miljoen euro die de provincie betaalt voor het schilderij Landschap met Boerderij van Vincent van Gogh.
„Directeur Harry Tupan moet later met pensioen”, zei Statenlid Jan Puper (PvdA), om zijn enthousiasme over de aankoop door het Drents Museum kracht bij te zetten. Ook vanuit andere fracties kreeg de museumdirecteur alle lof toegezwaaid over de aankoop van het schilderij.
„Ho, ho, conservator Annemiek Rens heeft er ook veel aan bijgedragen”, zo corrigeerde commissaris van de koning de indruk dat alleen Tupan had bijgedragen aan de vermetele aankoop.
Huzarenstukje
Volgens Otter was het hoe dan ook een huzarenstukje. Hij wees er op dat bijvoorbeeld de musea in Rotterdam nog veel hogere bedragen tot hun beschikking om werken van beroemde kunstenaars aan te kopen. Volgens hem is het fijn dat de inwoners van Drenthe nu van het schilderij, dat Van Gogh tijdens zijn verblijf in Drenthe maakte, het nu kunnen zien. Afgelopen weekeinde was het al te zien. Het trok volgens Otter circa 1000 bezoekers.
Alleen de fractie van Forum voor Democratie was tegen de provinciale bijdrage aan de aanschaf. Statenlid Liesbeth Niessink vindt dat de provincie het geld beter kan besteden aan kleine musea. Statenlid Nico Uppelschoten (PVV) wees erop dat de provincie een aanvraag van een miljoen euro voor het TT-museum eerder afwees. Dit vindt hij moeilijk uit te leggen. Maar omdat het schilderij van Van Gogh van historisch belang is voor Drenthe, besloot hij de aanschaf uiteindelijk te steunen.
Landschap met Boerderij was de afgelopen jaren privébezit van een Canadese familie. Tijdens de voorbereiding van de expositie Op reis met Vincent. Van Gogh in Drenthe ontdekte Rens het schilderij op internet. Ze kwam in contact met de familie en uiteindelijk is het museum erin geslaagd om het schilderij aan te schaffen.
De kosten bedragen 2,4 miljoen. Het museum betaalt zelf 800.000 euro, het overige geld komt van fondsen.