Wim Visscher op het oeroude weggetje in Holthone dat naar het klooster in het bosje achter hem moet hebben geleid. Foto: Jan Anninga
We weten dat Assen haar bestaan dankt aan een nonnenklooster dat in het jaar 1259 is verplaatst naar de plek waar we nu het Drents Museum vinden. Waar dat klooster eerder stond was gissen. Tot nu toe, want onlangs verscheen het boek De Slag bij Ane 1227. Een slag, een veld en een klooster.
Wim Visscher (74) uit Nieuw-Amsterdam schreef veertig jaar onderzoek naar de Slag bij Ane, op de grens van Drenthe en Overijssel, van zich af. Om antwoorden te geven, maar ook als uitnodiging voor verder onderzoek. Wolter van Coeverden, nazaat van aanvoerder Rudolf van Coevorden van het Drents leger van boeren en boerinnen dat het ridderleger van bisschop Otto II van Utrecht in 1227 smadelijk versloeg, noemde het boek bij de presentatie een bron van kennis.
Verbeelding van de slag bij Ane in het Tinnen Figuren Museum in Ommen. Foto: Bernd Otter
Op Google Maps wijst Visscher resoluut naar een terrein langs de Holthonerweg in de buurtschap Holthone als de plek waar het klooster pakweg dertig jaar moet hebben gestaan voordat het naar Assen verhuisde. Het Cisterciënzer klooster Maria in Campis moest destijds door de Drenten worden opgericht en onderhouden als boetedoening voor het vermoorden van bisschop Otto II van Utrecht en zeker vierhonderd van zijn manschappen bij het dorp Ane.
Emmen in as gelegd, Coevorden uitgemoord
Al snel na de Slag bij Ane liet de opvolger van Otto II - Willebrand - Drenthe van zes kanten aanvallen om orde op zaken te stellen. Daarbij werden Emmen en een paar andere dorpen compleet in de as gelegd. Een jaar later werd de bevolking van Coevorden uitgemoord. Het kwam tot een vredesvoorstel waarin de bisschop weer werd erkend als landsheer en waar een te bouwen klooster op Drentse kosten nadrukkelijk onderdeel van was.
Dat klooster moet volgens de overlevering hebben gestaan vlakbij het slagveld, zodat de nonnen konden waken over het zielenheil van de gesneuvelde ridders. Maar ook over dat slagveld had elke historicus zijn eigen idee. Visscher zegt in zijn boek zeker te zijn dat de slag plaats heeft gehad op het zogenoemde Grolland, halverwege Ane en Anerveen. Dat was anno 1227 levend hoogveen dat op een normale route naar Coevorden lag.
Sompig moeras
Met stevige regenval verandert hoogveen evenwel in een sompig moeras, waar ridders te paard in volle wapenrusting in wegzakken. En het is bekend dat er die zomer heel veel regen is gevallen. Het Drentse leger wachtte de bisschoppelijke overmacht op op een heuvel net aan de andere kant van dat hoogveenmoeras. Vervolgens was het prijsschieten voor de Drentse boeren en boerinnen. Gewapend met kruisbogen, hooivorken, zwaarden en spiesen werden honderden volgelingen van de bisschop van hun leven beroofd en vervolgens gestript van alles wat van waarde was. Ook op de vlucht zijn nog tientallen ridders gedood.
Verbeelding van de slag bij Ane in het Tinnen Figuren Museum in Ommen. Foto: Bernd Otter
Visscher beschrijft dat de bebloede schilden van de overwonnen ridders later dienstdeden toen het Drentse leger de stad Groningen belegerde. In het boek wordt namelijk en passant ook duidelijk dat er heel wat afgevochten werd in die jaren. Ook is helder dat er al snel niets dan botten resteerden op de plek van de moordpartij en ook die zijn vergaan.
Dat het Grolland het slagveld is geweest kan volgens Visscher niet anders als je de gegevens uit een verslag van een monnik uit die tijd - de ‘Narracio’ - combineert met de kennis van veen en vervening, landschappelijke ontwikkelingen in die omgeving en informatie uit verschillende oude oorkondes. Een daarvan - uit 1403 - gaat over de aanleg van een weg door dat Grolland (later weer verdwenen).
Locatie klooster was volgende puzzel
Waar het klooster gestaan moet hebben was de volgende puzzel. Een voor hem onbekend document uit 1372 hielp Visscher onlangs op weg. Dat vermeldt enkele belangrijke boerderijen in Holthone die in bezit waren van een paar Utrechtse adellijke families, die betrokken waren bij de slag. De landschappelijke ontwikkelingen in het gebied en de eisen die aan elk Cisterciënzer klooster werden gesteld maakten de puzzel af. Oude kaarten wijzen een weggetje - nu het Spanjaardspad - aan achter een pas gebouwd huis aan de Holthonerweg als de meest waarschijnlijke toegang tot het voormalige klooster. Hemelsbreed is het anderhalve kilometer van het slagveld. Archeologisch onderzoek zou misschien wat keien of kloostermoppen blootleggen, meer niet. Maar het boek bevat zoveel feiten en aanwijzingen dat het wel geloofd moet worden.
Schilderij van Anton Frederik von Zurcher van de slag bij Ane. Kruisridder Bernhard von Horstmar slaat op een schild de Drenten van zich af.
Omstandig doet Visscher uit de doeken hoe hij tot de plekken voor de slag en het klooster is gekomen en ook geeft hij inzicht welke ridders er meevochten in het bisschoppelijk leger. Van 147 van die gesneuvelden heeft hij alles verzameld wat er nog te vinden is. Onder hen waren de beroemdste kruisridder van die tijd, Bernard von Horstmar, twee neven van de graaf van Bentheim en de broer van bisschop Otto. Voor hen is in 1233 door Willebrand nog een ander klooster gesticht, waarvan de plek wél al bekend was: Zwartewatersklooster bij Hasselt.
Bewijs geleverd
Nu hij zijn ei heeft gelegd hoopt Visscher dat de schat aan verzamelde informatie aanleiding is voor verder onderzoek. ,,Tot nu toe was het zoveel historici, zoveel slagvelden”, stelt hij. Zelfs is de Slag bij Ane een verzinsel genoemd. Maar Visscher haalt bronnen aan, die het bewijs leveren. Hij haalt ook de criticasters onderuit die het belang van de Slag bij Ane bagatelliseren of beschouwen als een slachtpartij waar je als Drent maar beter over kunt zwijgen. Visscher stelt dat de veldslag wel degelijk belangrijke gevolgen heeft gehad. De stad Assen is erdoor ontstaan en Drenthe hield er een zekere zelfstandigheid aan over. Bovendien heeft de slag het bisdom vrijwel bankroet gemaakt.
Visscher noemt de Slag bij Ane zelfs voor landelijke begrippen een belangrijk geschiedenisfeit: „Het is de eerste keer in wat nu Nederland is dat het gewone volk met succes in opstand kwam tegen onrechtvaardige eisen van hun landheer.” Bisschop Otto was een vechtjas en had veel belastinggeld nodig voor het uitbreiden van zijn wereldlijke macht. Zoveel dat de Drenten zelf niet meer rond konden komen.
Saksische recht
Bovendien werd de Drenten het recht ontnomen om hun eigen zaken te regelen, zoals ze eeuwenlang gewend waren. Wim Visscher: „De Drenten van toen hebben zich precies gehouden aan het oude Saksische recht, zoals net een paar jaar eerder in de zogenoemde Saksenspiegel was opgeschreven. Bij groot onrecht was opstand geoorloofd na overleg met de eigen gezagsdrager, in dit geval Rudolf van Coevorden, de Drentse leenheer van de bisschop. De slag is een teken geweest dat je niet alles hoeft te pikken van je landheer. Het was in die zin een vrijheidsstrijd.”
Waarom het klooster Maria in Campis van Holthone al zo snel na de oprichting naar het huidige Assen verhuisde wordt in het boek – een privé-uitgave van de auteur – niet duidelijk. Visscher noemt het een vreemde zet, omdat de band met het slagveld daarmee werd verbroken. Gesteld werd dat het land van het klooster in Holthone door droogte en nattigheid te weinig opbracht voor de kloostergemeenschap. Maar waarom het Assen werd en niet bijvoorbeeld Sibculo, waar eerder sprake van was, blijft een vraagteken.
De stadsgidsen in Assen hebben er nu in elke geval een mooi verhaal aan: de eerste Assenaren waren voornamelijk vrouwen en nog katholiek ook.