Jongeren dragen steeds vaker een mes op zak: ,,een zorgelijke ontwikkeling''. Foto: DvhN
Kijken we nog ergens van op? Een tiener uit Coevorden steekt dit weekend een volwassen man neer die op zijn vader schoot. Welk effect heeft zo’n traumatische ervaring op het jochie, dat bovendien door de politie is aangehouden?
Het droefstemmende voorval met de 13-jarige in de loods van zijn vader (40) zaterdag doet denken aan een fragment uit het boek ‘Blijf van mijn mama af’ uit 2019. Daarin verklaren drie Amerikaanse kinderpsychiaters dat de oorsprong van een agressieve houding tegenover anderen vaak is te herleiden tot de ‘eerste jaren van de jeugd, in ervaringen van hulpeloosheid en pijn die het kind tot de overtuiging brengen dat de aanval de beste verdediging is’.
‘Zo gaat dat, de een doet de ander pijn’
Het boek is vertaald uit het Engels (Don’t hit my mommy!) en geldt in Nederland als een handleiding voor ouder-kindpsychotherapie bij jonge kinderen die geweld of een andere traumatische gebeurtenis – zoals de jongen in Coevorden – hebben meegemaakt. De boektitel is gebaseerd op een gesprek met de 3-jarige Sandra. Die vertelt de auteurs ‘dat papa mama aan het huilen maakt en mijn mama mij aan het huilen maakt, zo gaat dat’.
Sandra toont daarmee volgens de drie wetenschappers de ‘analytische vaardigheden van een filosoof wanneer ze op basis van ervaringen met geweld tot de conclusie komt dat het nu eenmaal zo gaat dat de een de ander pijn doet’.
Tegelijkertijd, zo valt te lezen in het boek, protesteerde Sandra wel heel luid tegen de gang van zaken toen ze uitschreeuwde ‘Blijf van mijn mama af’ in een verwoede maar vruchteloze poging om haar moeder te beschermen tegen het geweld van haar vader.
Later grotere kans op strafbaar gedrag
We weten nog niet wat het Coevorder ventje heeft geroepen tegen de man die zijn vader bedreigde en later op hem schoot. Maar je kunt je bijna voorstellen dat hij iets heeft geschreeuwd als ‘Blijf van mijn vader af’.
Het zal niemand echt verbazen, maar de gevolgen voor minderjarigen die geweld meemaken of zelf plegen zijn groot. Dat blijkt uit allerlei wetenschappelijke studies.
Volgens het Nederlands Jeugd Instituut is alleen al het getuige zijn van (huiselijk) geweld voor kinderen vergelijkbaar met de gevolgen van zelf mishandeld worden. Vier op de tien (41 procent) van nog opgroeiende jongeren die geweld meemaken vertonen later delinquent en gewelddadig gedrag.
Dat nare getal komt uit een langjarige studie van Milou Lünnemann, Majone Steketee en Bas Tierolf van het Verwey-Jonker Instituut in 2020, dat onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek doet naar verschillende maatschappelijke thema’s. Het drietal onderzocht over de periode 2009 tot en met 2018 de effecten op langere termijn voor kinderen van het ervaren van partnergeweld en kindermishandeling.
Veel klachten bij kinderen na ervaringen met geweld
Bijna tien jaar nadat ze als kind geweld meemaakten, hebben volgens de Verwey-Jonker-wetenschappers veel jongeren nog steeds last van allerlei klachten, zoals traumasymptomen en probleemgedrag. De tijd heeft die traumaklachten wel enigszins geheeld, maar die zijn gemiddeld nog steeds hoger dan bij ‘gewone’ kinderen uit de algemene Nederlandse bevolking.
Daarnaast heeftéén op de vijf kinderen nog steeds een klinisch trauma. Vooral als het gaat om Post Traumatische Stress Syndroom (PTSS) en woede is sprake van een duidelijk waarneembare afname van dit type stresstussen de eerste (in 2009) en vierde meting in 2018, maar ook toen ging bijna één op de tien kinderen nog gebukt onder zo’n PTSS.
Verder is het zo dat één op de tien kinderen nog steeds last heeft van een depressie of angststoornis. ‘Daarnaast zien we ook dat emotionele onveiligheid van kinderen in de onderzoeksgroep hoger is dan gewone kinderen en dat ze minder veilig gehecht zijn dan die groep waarmee ze zijn vergeleken’, stellen Lünnemann, Steketee en Tierolf.
Ze blijven ook vaker zitten
Wat betreft probleemgedrag zien ze dat jongeren die met geweld te maken krijgen anderhalf keer zo vaak blijven zitten en tweemaal zo vaak spijbelen dan ‘normale’ leeftijdgenoten. Ze raken in de jaren die volgen ook vaker betrokken bij geweldsdelicten, zo zien de onderzoekers ‘meer vandalisme en agressie’. Ze plegen op latere leeftijd twee keer zo vaak vandalisme en ze zijn tweeënhalf keer zo vaak betrokken bij vechtpartijen. ‘De onderzochte jongere heeft acht keer zo vaak iemand in elkaar geslagen.’
De belangrijkste bevinding van het tienjarige onderzoek van Lünnemann, Steketee en Tierolf is dat afname van geweld niet lijkt te leiden tot verbetering of een gezonde ontwikkeling van kinderen. ‘Als het geweld wel volledig stopt zien we een hoger welbevinden van de kinderen in vergelijking met de andere kinderen die nog te maken hebben met geweld.’