De wolf is sinds 2015 terug in Nederland. Foto: Shutterstock
In de serie Deze week in... blikken we terug op bijzondere gebeurtenissen. Deze keer gaan we terug naar 1772. Op 19 september wordt de wolf tijdens een grote wolvenjacht voor het laatst gespot in Drenthe, om 243 jaar later terug te keren.
Weinig onderwerpen vandaag de dag die zo beladen zijn als de wolf. Voor- en tegenstanders van het dier slaan elkaar onophoudelijk om de oren met argumenten waarom de wolf nu wel of juist niet in Nederland hoort.
Heel vroeger, een paar eeuwen terug om precies te zijn, was van discussie over het ‘ondier’ geen sprake. Het beest, toentertijd weleens omschreven als ‘ongure vernielers van der Drenthenaren schaapskudden’, moest dood.
Rücksichtslos jacht
Op 19 september 1772 was de laatste wolvenjacht in Drenthe. Toen al was de wolf grotendeels uit West- en Midden-Europa verdwenen. Overal werd rücksichtslos jacht gemaakt op het dier. Jagen op de wolf was een kwestie van moeten. Gezonde mannen die weigerden aan zo’n jacht mee te doen, werden beboet.
Van oudsher staat de wolf in een slecht daglicht, als concurrerend jager en slachter van vee. Ook toen vonden herders af en toe aangevreten karkassen van schapen. Bovendien leefde het idee dat wolven notoire belagers waren van mensen, geruchten die meer berust bleken op gruwelijke verzinsels dan op feiten.
‘Woeste gedierte des wouds’
Met name tussen de zestiende en de achttiende eeuw waren wolvenjachten behoorlijk in trek. Eens in de tijd, soms wel vier keer per jaar, werden potige kerels uit de kerspelen opgetrommeld om uit zucht tot zelfbehoud ‘het woeste gedierte des wouds te bedwingen’. Ingezetenen van dorpen uit heel Drenthe sloten zich aan bij een troepenjacht, die nauwkeurig vooraf opgegeven gebieden doorjoeg. Honderden mannen struinden dan de provincie door, dwars door landerijen, bos, veen en velden.
Omdat de wolf ook aan de andere zijde van de grens als een probleem werd gezien, werkten de ‘Drenthenaren’ samen met onder meer Munsterlanders en Overijsselaren.
Begeleid door tromslagen en onheilspellende kreten, bedoeld om de roofdieren in hun schuilplekken op te schrikken, werden bos en struweel met militaire precisie uitgekamd. Slechts de graanakkers lieten de jagers onberoerd. Premiejagers kwamen graag naar Drenthe. De provincie was vanwege de nog onontgonnen terreinen geliefd als jachtprovincie.
Hooivork en snaphaan
De meeste jagers werden tijdens de drijfacties voorzien van een steekwapen zoals een speer, spies of hooivork, geoefende jagers waren uitgerust met een geweer, ook wel een snaphaan genoemd. Uitsluitend geoefende schutters mochten een snaphaan hanteren en dat was maar goed ook, want volgens de overlevering kwam het weleens voor dat een onervaren schutter iets anders schoot dan een wolf.
Als richtpunt tijdens de jacht diende een baken, een lange stok die op een open terrein werd opgericht. Dit was het middelpunt van de jachtcirkel, die steeds nauwer werd aangetrokken als een menselijk net. Soms werd de halve provincie afgejaagd.
Belangrijke taak was weggelegd voor de schulte, de lokale leider, die ervoor zorgde dat zijn mannen zich opstelden op de aangewezen plek. Langzaam en op een afgesproken moment zetten de jachttroepen zich in beweging om met veel bombarie richting de centrale plek te lopen. In Drenthe was het Ellertsveld bij Schoonoord vaak het centrale punt van de jacht.
Jachten niet erg succesvol
De gelukkige die een wolf voor z’n neus kreeg en ook nog wist te doden, kon een geldbedrag tegemoetzien. Het is overigens niet te achterhalen hoe succesvol de grote wolvenjachten waren. Aangezien de annalen daarover vrij mager zijn, zullen de resultaten over het algemeen toch een beetje tegengevallen zijn.
In de achttiende eeuw werd nog wel gejaagd, maar niet meer zo vaak als in de eeuwen daarvoor. Dat kwam omdat de aanwezigheid van het roofdier in die tijd al sterk gemarginaliseerd was. Maar goed, jachtweigering was zondig en dus werd er gejaagd, zoals in de zogeheten Ordonnantie op de Wolvejagt in Drenthe uit 1685 stond. Zeker is dat in de achttiende eeuw nog gejaagd is op de wolf in de jaren 1736, 1737, 1739, 1740 en 1758.
Drank na de jacht
Op 17 mei 1758 werd een grote, oude wolf geschoten. De premie van honderd gulden werd maanden later uitgekeerd aan dappere lieden Jan Bazuin, Koop Beninge, Hendrik Leving en Gerrit Kuik, allen woonachting in buurtschap Holthe in het schultambt Beilen. Noemenswaardig is dat zich in het spoor van de jagers een stoet van kooplui bewoog. Voortgetrokken door wagens torsten zij sterke drank en andere proviand mee. Weliswaar was slempen tijdens de jacht verboden, maar natijd laafden de jagers zich aan flinke hoeveelheden drank.
De laatste keer dat op de wolf werd gejaagd was op 19 september 1772, op de kop af 251 jaar geleden alweer. Het baken stond op het Ellertsveld, preciezer nog op de Moordkuile. Tijdens de jacht werd een wolf gespot, ten noordoosten van het dorp Dwingeloo. Maar het dier wist zijn belagers te ontvluchten. Het was - volgens de geschriften althans - de laatste keer dat een wolf in levende lijve werd gezien in Drenthe. Tot 2015 dan, toen een wolf op de N381 bij Erm en Zweeloo opdook. En de rest is geschiedenis.