Op de Rolderhoofdweg in Assen brandde zondagnacht de zoveelste groene deelscooter uit. Foto: Jeroen Kelderman
De wereld van de brandstichter is er vaak één vol woede. Wiens boosheid schuilt achter de branden in Hoogeveen en sinds kort ook in Assen?
Vooraf: niet iedere brandstichter is een pyromaan. Een pyromaan is vaak een zonderlinge figuur, iemand die over het algemeen nauwelijks sociale contacten heeft. Onzeker, eenzaam, handelend uit wraak en woede. In het holst van de nacht slaat hij – in verreweg de meeste gevallen betreft het een man – toe. Vaak gaat een pyromaan volgens vaste patronen te werk. Bovendien is hij trouw aan objecten die volgens hem in de hens moeten. Denk bijvoorbeeld aan de brandstichter van Balloo die het in 2011 had voorzien op rieten daken.
In dat licht gezien zou je nu ook in Hoogeveen kunnen denken aan een pyromaan, waar dader(s) het veelal gemunt hebben op voertuigen.
Angst voor pyromaan
Forensisch psycholoog Ernst Ameling, tegenwoordig werkend als zzp’er, schetst zonder al te veel moeite een profiel van de gemiddelde pyromaan. Ameling werkte 18 jaar voor het Pieter Baan Centrum (PPC), waar hij de geestelijke gesteldheid van verdachten van ernstige misdrijven onderzocht.
In Hoogeveen is het aantal auto’s en busjes dat dit jaar in vlammen is opgegaan niet op twee handen te tellen. Zondagnacht nog, een bestelbus aan de Willemskade. Sowieso heeft de stad een geschiedenis met types met vuurvaste vingers. De angst voor een pyromaan sluimert hier altijd.
‘Makkelijke doelwitten’
Maar ook in Assen is het sinds begin deze maand bal. Elf branden in achttien dagen tijd (zondagnacht deelscooter nummer vijf). Groot verschil met Hoogeveen: in de Drentse hoofdstad vliegt van alles en nog wat in de fik. Vijf felgroene deelscooters van Go Sharing, maar bijvoorbeeld ook een auto, taxibusje, schuurtje, mobiele toiletten en zelfs een kinderboomhut. Ook was brand bij het huis van een alleenstaande vrouw. Haar voordeur werd gebarricadeerd met een bankje, waardoor de vluchtweg was afgesneden.
In Assen geen vaste objecten, maar wel een sterke verdenking van brandstichting. Ook de politie vindt de hoeveelheid branden wat gortig: een onderzoek loopt of verbanden zijn te ontwaren. Ameling denkt in Assen eerder aan vernielzucht, met name vanwege de afgebrande deelscooters. „Deze deelvoertuigen staan vaak afgelegen. Makkelijke doelwitten voor vandalisme. Bovendien branden scooters en auto’s snel. Op het moment dat de brand ontdekt wordt, zijn de daders al lang en breed gevlogen.”
Grenzeloze woede
Vandalisme is meestal het werk van jonge jongens, in de leeftijd van 15 tot 25 jaar. Vanuit zijn professie weet Ameling dat dit soort types vaak een achtergrond van verwaarlozing kennen en dat kan in combinatie met drank of drugs grenzeloze woede oproepen. „Vroeger namen ze dan telefooncellen en bushokjes onder handen, in Assen lijkt het om deelscooters te gaan.” Vandalen opereren over het algemeen in groepjes en zelden alleen en kicken op het kat-en-muisspel met de politie.
De kans om een brandstichter op heterdaad betrappen is net zo groot als een mug neerschieten met een hagelgeweer, zegt Ameling. „Ze gaan vaak random te werk. Dat zaait verwarring.” Meer branden sluit hij niet uit. „Hoe harder de politie achter ze aan zit, hoe meer lol ze erin krijgen om de politie te slim af te zijn.” Maar, zo zegt Ameling, vernieling is onderhevig aan golfbewegingen. „Het kan ook zomaar stoppen als de dader(s) een nieuwe baan krijgt of een nieuwe liefde. Totdat die nieuwe liefde over is. Als verder niets verandert, blijft die woede aanwezig.”