Cody Rozema en Kiet Winter. Foto: Corné Sparidaens
Cody Rozema en Kiet Winter spreken woensdag met Dick Schoof. Ze zetten zich in voor Groningse jongeren in het aardbevingsgebied. Over persoonlijk leed, ambtelijke moeilijkdoenerij en hoe het wél moet. „Het is gek dat degenen die hier het langst gaan leven, de minste inspraak hebben.”
Een roze bokaal doen ze hem cadeau. Demissionair premier Dick Schoof moet de beker terugbrengen op voorwaarde dat hij antwoorden heeft op de vragen die jongeren in het aardbevingsgebied hem stellen.
Ideetje van Kiet Winter (22) uit Groningen (opgegroeid in Fraamklap) en Cody Rozema (24) uit Appingedam. Zij zijn ruim twee jaar actief om de belangen van jongeren in het aardbevingsgebied in de schijnwerpers te krijgen. Samen zijn ze bezig met het oprichten van een jongerenorganisatie. Zo hopen ze op inspraak bij de toekomstplannen uit Nij Begun, dat met 22 miljard euro het aardbevingsgebied er bovenop moet helpen in de komende 30 jaar.
Beide jongens weten waar ze het over hebben. Hun jeugd werd getekend door aardbevingsellende. De vader van Kiet procedeerde jarenlang tegen de overheid over een mislukte versterking en ging daaraan onderdoor. Cody verhuisde acht keer in tien jaar tijd. Zijn ouders gingen uit elkaar als gevolg van de stress.
Wat voor impact hebben de aardbevingen op jullie gehad?
K: „Ik ben woedend geweest over de onrechtvaardige behandeling van mijn vader. Als kind voelde ik me machteloos. Toen ik ouder en mondiger werd, ontdekte ik dat ik kon opkomen voor mezelf. Jongeren zijn veerkrachtig en optimistisch, ook als dat soms misschien naïef is.”
C: „De overheid heeft mijn ouders en mijn jeugd kapotgemaakt. Ik ben een geboren en getogen Damster en ben dol op deze stad, maar ik kan me door alle verhuizingen emotioneel niet binden aan bakstenen. Nu heb ik invloed op het beleid, hoop ik.’’
Jullie zetten je vrijwillig in voor het Noordelijk Jongerenberaad, wat doen jullie nog meer in je vrije tijd?
K: “Ik lees veel, sport veel, ga graag op reis. Mijn internationale studie liberal arts & sciences aan de Rijksuniversiteit Groningen vind ik heel leuk. Ik heb veel afleiding, het beheerst gelukkig niet mijn leven.”
C: “Ik kampeer graag. Midden in de natuur wakker worden zonder telefoon, lekker primitief. Doordeweeks ben ik 40 uur bezig met vrijwilligerswerk voor stichting Jong Noord en ik werk in de horeca nu ik mijn opleiding ondernemerschap en retailmanagement heb afgerond. Ik ben ook graag bij vrienden. Maar dan lullen we alsnog over politiek, haha.”
Hoe ziet jullie samenwerking eruit?
C: „Kiet is meer bestuurlijk begaafd. Ik sta meer met mijn voeten in de klei.”
K: „Ik ben een paar jaar flink cynisch geweest over mannen in pakken, maar nu kijk ik vooral naar wat wel kan.”
Woensdag zien jullie Dick Schoof. Wat vinden jullie van hem?
C: „Hij komt integerder op mij over dan Rutte. Maar hij zit nog wel veel minder in het dossier. Dat merk je wel.”
Wat gaan jullie hem vragen?
C: „We hebben hem in december aan zijn mouw getrokken toen hij voor het eerst in Groningen was. We willen horen wat hij als premier gaat doen om jongeren écht bij de besluiten te betrekken. Hij moet aandacht hebben voor hun problemen: veel jonge mensen wonen hier niet meer met plezier, het gaat niet goed met hun welzijn.”
K: „Het is gek dat degenen die nog het langst in deze regio moeten leven, de minste inspraak lijken te hebben. Ik zie Cody en mijzelf graag als maatschappelijke makelaars. We willen een brug slaan tussen beleidsmakers en jongeren. Beide groepen zitten vaak in hun eigen bubbel.”
C (lacht): „Ik moet soms beleidstaal vertalen naar straattaal, en andersom.”
Is er nog steeds zo’n gat tussen jongeren en de overheid?
C: „Er is veel verbeterd sinds de parlementaire enquête. We hebben meer inspraak dan voorheen. Maar we moeten er nog steeds elke keer achteraan.”
K: „Als je naar de mening van jongeren vraagt, dan vind ik het normaal dat je daarna ook laat weten wat je met die mening gaat doen. Als jongeren het idee krijgen dat het puur symbolisch is dat bestuurders met ze willen praten, haken ze af. Institutioneel wantrouwen zit hier diep.”
Hoe kan de overheid werkelijk luisteren?
C: „Neem iemand als Henk Nijboer. Die doet dat fantastisch. Bij zijn sociale agenda vertelde hij welke adviezen hij van jongeren zelf had gekregen. Dan denkt een jong iemand: verrek, hij heeft naar me geluisterd. Jongeren hebben die bevestiging nodig.”
Cody Rozema en Kiet Winter in jeugdhonk De Huiskamer in Appingedam. Foto: Corné Sparidaens
K: „Ik waardeer Van Marum ook. Hij is eerlijk en nuchter. Zegt het zonder praatjes als iets niet kan.”
C: „Vijlbrief was écht geïnteresseerd. Ik vroeg hem bij onze eerste ontmoeting: zitten we hier voor je Excelsheet, of ga je echt iets voor ons doen? Hij grijnsde breed. Rutte was anders. Ik heb hem een gladde aal genoemd. Moest-ie dan wel weer om lachen.”
Wanneer is jullie missie volbracht?
K: „Het is nooit af. Je moet blijven knokken om die brug te slaan, dat is een proces. Maar we mogen nooit opgeven om ‘m te bouwen.”