Aardbevingscoach Jodi Kremer helpt via gesprekken mensen met psychische problemen. Foto: Corné Sparidaens
Jodi Kremer is de eerste aardbevingscoach in Groningen. Bewoners kampen door aardbevingsstress met psychische problemen, die steeds verder opstapelen. Hij helpt bewoners door gesprekken te voeren. En vooral: door te luisteren. Een verhaal over zijn werk.
Zou het vandaag dan eindelijk lukken? Aardbevingscoach Jodi Kremer (58) wandelt het erf op van een twee-onder-een-kapwoning in Ten Post. De gordijnen van de bewoner zitten dicht. Ze zitten altijd dicht.
De eerste pogingen om contact te krijgen waren geen succes, maar Jodi heeft een duidelijk doel. De garage van mevrouw Veen* moet vanwege aardbevingsschade worden versterkt, maar ze wantrouwt de overheid.
Toen ambtenaren langskwamen om de schade te inspecteren, zagen ze dat het hele huis vol stond met dozen. Ontzettend brandgevaarlijk. Hier was een professional nodig: Jodi. Hij moet proberen het vertrouwen van mevrouw Veen te winnen.
Jodi probeert het deze donderdagmiddag voor de derde keer. Hij heeft het de vorige keer met een briefje door de brievenbus aangekondigd, dus de vrouw die hij bezoekt weet van zijn komst. Maar mevrouw Veen is achterdochtig.
Voordat Jodi bij de voordeur arriveert, gluurt hij nog gauw op zijn horloge. Eén minuut voor twee. Keurig op tijd. Geen tien voor en ook geen vijf over. Betrouwbaar op tijd. Er zit zoveel onbetrouwbaarheid in het aardbevingsdossier, dat hij het zich niet kan veroorloven onbetrouwbaar te zijn als aardbevingscoach.
Jodi stapt naar de voordeur en belt aan. Kort daarna hoort hij beweging, links in de tuin. De deur van de schutting – ook altijd dicht – kraakt. De klink gaat naar beneden en met een trage maar constante snelheid zwaait de deur open. Daar staat mevrouw Veen.
Jodi neemt het initiatief en steekt al lopend zijn hand uit naar mevrouw Veen. Voorzichtig, maar vastberaden. ,,Goedemiddag, Jodi Kremer. De aardbevingscoach.’’
Bewaardrang
Jodi kijkt mevrouw Veen met een glimlach aan. Ter zake komen is nu belangrijk, weet hij. ,,Goh, ik begrijp dat dit huis voor een deel versterkt moet worden. Wat moet er gebeuren? En wat betekent het huis voor u?’’
Mevrouw Veen wenkt en laat hem de tuin binnen.
In de tuin staan een witte plastic tuintafel en twee witte plastic tuinstoelen. Type dertien in een dozijn. Zo sober en doorsnee als de tuinset is, zo kleurrijk is de tuin, die bomvol bloemen en struiken staat. Een palet van blauw, paars, rood en geel. Alles keurig onderhouden. Jodi kijkt ervan op: hier woonde toch een hoarder, iemand met bewaardrang?
De keurige bloementuin is aangenaam. Terwijl Jodi naar een stoel loopt ruikt hij de geur van de zomer. Het is een warme, zonnige dag in juli. Dit kan een pittig gesprek worden, maar de omstandigheden zijn optimaal.
Wanneer Jodi de stoel oppakt en die wil verzetten, voelt hij meteen een priemende blik van mevrouw Veen. ,,Wil je die stoel zo laten staan? Dan kan-ie niet kapot gaan, zo staat-ie precies op één tegel.’’
Jodi knikt. ,,O, natuurlijk, sorry.’’
Hij weet hoe belangrijk het is om mee te gaan in de werkelijkheid van zijn cliënten, hoe surrealistisch die soms ook is. Betrouwbaar overkomen is de enige manier om vertrouwen te winnen.
Psychisch geknakt
Dan begint mevrouw Veen te praten. Niet alleen over haar huis, maar ook over haar levensverhaal. Wat het huis voor haar betekent. Ze heeft weinig geld, heel weinig geld. Ieder dubbeltje moet ze omdraaien. Niks mag kapotgaan, want ze kan niet zomaar iets nieuws kopen. Het dak van haar garage is lek, de overheid moet ernaar kijken. Maar mevrouw Veen durft geen loodgieter binnen te laten.
Dat wantrouwen is zo gegroeid door allerlei tegenslagen in haar leven, weet Jodi. Mevrouw Veen is boos op het leven. Ze had ook graag een relatie gehad, een gezin met kinderen. Maar bovenop haar sociale isolement en het feit dat ze weinig geld heeft, kwam nog eens de aardbevingsellende. De opeenstapeling van problemen maakte dat ze psychisch is geknakt.
Geduldig hoort Jodi het aan. Blij dat zijn cliënt zo open is en hem nu in vertrouwen lijkt te nemen. Dat dak is stuk door aardbevingsschade, dat moet hij gerepareerd zien te krijgen.
Maar nog belangrijker is het onopgeruimde huis. De enorme hoeveelheid rondslingerende dozen en papieren zijn brandgevaarlijk. Uiteindelijk is dat zijn doel, om haar te helpen van de puinhoop af te komen.
2,5 uur later staat Jodi op, schudt hij de hand van zijn cliënt en loopt hij met een tevreden gevoel het erf af. Makkelijk wordt dit niet. Maar deze donderdagmiddag, bij poging 3, heeft Jodi een begin gemaakt om mevrouw Veen te helpen.
Roeping
Jodi Kremer is de eerste aardbevingscoach van Groningen. Toen hij in 2018 met zijn werk begon voor de gemeente, was dat nog geen officiële functie. Inmiddels zijn er in de gemeente Groningen zeven aardbevingscoaches werkzaam namens stichting WIJ (die biedt advies en ondersteuning aan mensen in de gemeente Groningenen) en hebben ook andere gemeenten verschillende coaches in dienst.
Daarvoor was hij tientallen jaren werkzaam als maatschappelijk werker in Groningen. Jodi komt uit Uithuizen en woont in Leek; de geboren Groninger is bekend met het aardbevingsgebied en zijn problemen. Als aardbevingscoach, met een kantoor op het gemeentehuis in Ten Boer, heeft hij zijn roeping gevonden.
Wanneer bewoners om welke reden dan ook in de problemen komen bij de versterking van hun huis, schakelt de gemeente, het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) of de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) hem in om met ze in gesprek te gaan.
Bewoners kampen door de aardbevingsstress met tal van moeilijkheden, die vaak steeds verder opstapelen. Ze krijgen ruzie met de overheid, hebben relatieproblemen of worstelen met psychische klachten. Jodi probeert hen te helpen door gesprekken te voeren. En vooral: door te luisteren. Om hen langs psychische problemen en stress te loodsen door hen te steunen. Warmte en oprechte aandacht voor iemand hebben.
Zijn jarenlange ervaring als maatschappelijk werker helpt daarbij. En ook zijn achtergrond. Zijn vader was uitvaartverzorger. ,,Beter bij mij dan bij mijn vader’’, grapt Jodi weleens. Het maakt het voor hem gemakkelijker om over zware thema’s te praten: Jodi zag talloze overleden personen als kind en leerde om te gaan met de dreiging van de dood en ander onheil. In zijn werk komt hij die menselijke kwetsbaarheid opnieuw tegen.
Zijn achtergrond maakt het ook makkelijker om zelf niet onderdoor te gaan aan de problemen van anderen. ,,Ik leef wel mee, ik lijd niet mee’’, zegt Jodi vaak tegen mensen die hem vragen naar zijn werk. Uitdagende klussen vindt hij het leukst. Zoals die van mevrouw Veen.
De garage van mevrouw Veen
Samen met timmerman Martin Harms loopt Jodi het erf van mevrouw Veen op. De gesprekken met mevrouw Veen zijn langzaam maar moeizaam gevorderd, inmiddels is het augustus. Ze staat open voor het bezoek van Martin. Hem leek het leuk om te helpen bij het repareren van de garage, weet Jodi, vanwege zijn achtergrond als loodgieter. Hij hielp Martin eerder, als een van zijn cliënten.
Martin zat in de knoop met zichzelf toen zijn huis versterkt moest worden. Gesprekken met ambtenaren zorgden alleen maar voor meer onrust, waarna Martin meer en meer in zijn schulp kroop. Maar Jodi zocht hem op, maakte geregeld een praatje met hem en hielp hem er weer bovenop. Gewoon door hem zich gehoord te laten voelen.
Hij heeft Martin gewaarschuwd zodat hij weet wat hij kan verwachten: ,,Het is een bijzondere dame.’’ Nadat mevrouw Veen de poort heeft geopend, bestudeert ze Martin van top tot teen. Ze begroet hem vanaf ruime afstand.
Mevrouw Veen loopt alleen naar binnen en drukt op de knop om de garagedeur te openen. Terwijl die langzaam naar boven schuift, kijkt Jodi de garage in. Hij kijkt opzij en ziet hoe Martin schrikt wanneer hem duidelijk wordt wat er achter de deur schuilgaat. Overal staan dozen. Je kunt nog net het plafond zien.
Tussen de dozen, in het midden van de ruimte, is een smalle inham. Daar staat een bruine Gazelle. Zo’n typisch ouderwetse, met fietstassen en knijpremmen. Over de fiets zijn drie vuilniszakken gelegd, om de tweewieler af te schermen tegen het lekkende dak.
Dat het plafond lek is, is goed zichtbaar. Buiten is het zonnig weer, maar de meeste dozen zijn doorweekt. ,,Het houtwerk is gaan rotten’’, merkt Martin op. Hij kijkt rond in de garage. Mevrouw Veen begint intussen dozen opzij te zetten. ,,Het is een beetje vies, niet op letten hoor.’’
Martin tilt haar fiets naar buiten en zet ‘m tegen de muur bij het raam. Mevrouw Veen loopt meteen naar de fiets toe en zet deze net wat anders neer. ,,Zo moet-ie staan’’, snauwt ze. Jodi denkt terug aan zijn ervaring met de plastic tuinstoel.
Martin schrijft enkele aantekeningen op een papiertje. Hij maakt een lijstje met spullen die hij nodig zal hebben voor de reparatie. Als Jodi met hem van het erf loopt en de twee in de auto stappen, mompelt Martin: ,,Het is inderdaad echt een bijzonder figuur, hoor.’’
Maar in zijn stem klinkt ook enthousiasme, merkt Jodi. Hij ziet dat Martin energie krijgt van het aanstaande project. ,,Mooi om te zien dat je er zin in hebt’’, zegt hij. Martin glimlacht.
Broos
Jodi loopt het erf van mevrouw Veen op. Het is november, enkele maanden na zijn bezoek samen met Martin. Vandaag is het regenachtig en stervenskoud.
Het dak van de garage van mevrouw Veen is door Martin gerepareerd, maar de versterking moet nog beginnen. Onlangs werd ze ziek en zat ze een tijdje in een verpleeghuis. Een paar weken geleden zag Jodi haar op die plek voor het laatst. Nu is ze weer thuis, maar de gezondheid van mevrouw Veen blijft broos. Tijd voor een nieuw bezoekje.
Jodi belt aan. Vanwege het slechte weer gaat deze keer niet de poort van de achtertuin open, maar de voordeur van het huis. In de deuropening staat mevrouw Veen, gehuld in een bontgekleurde badjas en sloffen. Ze wenkt Jodi. ,,Je kunt wel verder komen.’’ Hé, dat is nieuw, denkt Jodi. Voor de eerste keer mag hij bij het huis naar binnen.
Jodi kijkt door de deuropening naar binnen. In de hal is amper plek om te staan, laat staan om te lopen. Torenhoge kartonnen dozen reiken tot aan het plafond. De hal is volledig met de stapels volgebouwd. Een smal gangpaadje kronkelt tussen de dozen als een beek door een berglandschap. Jodi wist dat het huis er zo zou uitzien, maar schrikt toch van de ernst van de situatie.
Mevrouw Veen gaat aan het eind van de hal op de een-na-onderste traptrede staan. Jodi blijft bij de voordeur staan en duwt deze achter zich dicht.
Binnen is het nauwelijks warmer dan buiten. Het wordt Jodi meteen duidelijk dat de kachel niet aan staat. Je bevriest hier nog net niet, denkt hij. Hij weet waarom: mevrouw Veen draait elk dubbeltje om.
Jodi houdt zijn winterjas aan. In de hal ruikt het muf en bedompt. Dit kan geen gezonde leefomgeving zijn. Jodi hoeft de woonkamer niet te zien om te raden dat het daar niet anders zal zijn dan de gang of de garage. Ook dat is een muffe, met dozen volgepropte ruimte, zonder een fatsoenlijke zitplek. Vanaf de deurmat kijkt Jodi mevrouw Veen aan. Ze kunnen hun gesprek ook wel hier voeren.
In de steek gelaten
Mevrouw Veen steekt van wal, praat minutenlang over de frustraties die ze voelt en de pijn die ze ervaart. Ze heeft voordat ze naar het verpleeghuis ging een ingrijpende operatie gehad. Voelt zich in de steek gelaten door de wereld.
Niet alles wat ze zegt, is redelijk, hoort Jodi. Hij ondergaat het rustig. Ze zegt deze dingen als gevolg van haar psychische nood.
Dan is mevrouw Veen uitgeraasd. Ze slaakt een zucht. ,,Ik ben moe, ik trek het niet. Ik heb het vreselijk zwaar. Niemand zorgt voor me’’, zegt ze.
,,Waar heb je hulp bij nodig?’’, vraagt Jodi.
,,Ik moet het verband wisselen bij de wond na mijn operatie, maar ik ben te moe om het zelf te doen’’, reageert mevrouw Veen. Ze wijst naar haar buikstreek.
,,Weet je, we kunnen kijken of daar wijkverpleging voor kan langskomen. Zullen we dat doen?’’, vraagt Jodi. Hij stelt de vraag bewust tamelijk direct. Hij weet dat het soms nodig is om de leiding te nemen als een cliënt hulp nodig heeft. En dat mevrouw Veen hulp nodig heeft, daar bestaat geen twijfel over.
Even is ze stil. ,,Dat moet dan maar’’, zegt ze op licht geïrriteerde wijze.
Jodi glimlacht. Hij vat samen wat mevrouw Veen gezegd heeft over haar verband en herhaalt de afspraak dat er wijkverpleging langskomt. ,,Je bent nu denk ik heel erg moe, dus misschien is het goed als je weer gaat slapen.’’
Mevrouw Veen knikt. Jodi loopt naar de trap en schudt haar de hand. Hij groet haar, draait zich om, gaat naar buiten en trekt de deur achter zich dicht. Door de koude regen loopt hij van het erf.
Eindelijk rust
Een aantal weken later gaat de telefoon. Jodi neemt op. Mevrouw Veen is overleden na een kort ziekbed, hoort hij van de NCG.
Jodi hangt op en staart even voor zich uit. Het raakt hem. Het voelt onaf. Hij heeft niet de kans gehad om afscheid van haar te nemen. Zonder dat hij het op dat moment wist, was hun gesprek in de gang het laatste contact dat hij met haar had.
Hij leed niet met haar mee, maar hij was wel om haar gaan geven. Het is jammer dat hij niet meer voor haar heeft kunnen doen. Voor mevrouw Veen betekent het dat ze eindelijk rust heeft.
Jodi glimlacht als hij terugdenkt aan een bijzonder moment deze zomer waarop mevrouw Veen onverwacht een andere kant van zichzelf liet zien. ,,Dank je voor je hulp. Ik weet dat jij er ook niks aan kan doen’’, zei ze toen tegen hem.
Die persoonlijke connectie maakt dat hij zijn werk als aardbevingscoach zo leuk en belangrijk vindt. Zoals hij graag zegt: het gaat niet om een adres, maar om een persoon.
In korte tijd heeft hij toch iets kunnen betekenen voor mevrouw Veen vanuit zijn werk als aardbevingscoach. Mevrouw Veen vertrouwde niemand, maar uiteindelijk vertrouwde ze Jodi wel.
* de naam van mevrouw Veen is om privacyredenen gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.